Begrippen Technische leidraden - Letter k
k
q
x
y
Kruinhoogte
Hoogte van de waterkering.
Kruinhoogtemarge
Het verschil tussen de kruinhoogte op de peildatum en Toetspeil met lokale toeslagen voor opwaaiing en buistoten, bui-oscillaties, seiches of slingeringen.
Kruip
In de tijd doorgaande vervorming van een materiaal ten gevolge van een belasting.
Kunstwerk
Door mensen gemaakte objecten die niet bestaan uit grond, zand of klei. Kunstwerken in de kustverdediging zijn bijvoorbeeld sluizen en stormvloedkeringen. Dijken worden grondwerken genoemd.
Kunstwerk (Waterkerend)
Constructie die onderdeel uitmaakt van een waterkering en over een beperkte lengte de waterkerende functie van het grondlichaam geheel of gedeeltelijk overneemt, maar is aangelegd ten behoeve van een andere (utilitaire) functie die de waterkering kruist (zoals schutten en spuien). In verband met deze utilitaire functie zijn deze waterbouwkundige constructies meestal voorzien van één of meer beweegbare afsluitmiddelen.
Kustdynamiek
Beweeglijkheid van de kust, proces van aanzanding en erosie waardoor de kustvorm steeds wijzigt.
Kusterosie
Achteruitgang van de kust door het afslijpen van het land door de zee als gevolg van zandverlies.
Kustfundament
Het gebied dat van belang is voor de bescherming van het laaggelegen deel van Nederland tegen overstroming en omvat landwaarts zowel duinen als zeedijken. De zeewaartse grens bestaat uit de doorgaande NAP -20 m lijn. Bij de aanduiding van de globale landwaartse begrenzing van het kustfundament is rekening gehouden met het meest problematische scenario over 200 jaar.
Kusthoogtemeting
Bepaling van de hoogteligging van het strand en het duin.
Kustlijn
Gemiddelde laagwaterlijn. Deze is aangegeven op de door de Minister van Verkeer en Waterstaat of haar opvolger vastgestelde peilkaart.
Kustplaats
Bebouwde kern die in of vlak achter de duinen ligt. Onderscheid wordt gemaakt tussen kustplaatsen met en zonder boulevard, met en zonder buitendijkse bebouwing.
Kustvak
Deel van de kust, zoals onderscheiden bij de jaarlijks BKL-toetsing; gebaseerd op geografische eenheden (Waddeneilanden en voormalige eilanden in de Delta) en beheersgebieden (Hollandse kust).
Kustzone
Het gebied waarin de kustgebonden of sterk kustgeoriënteerde processen, waaronder menselijk (mede)gebruik, zich afspelen.
Kwantiel
Waarde die hoort bij een bepaalde kans. Bijvoorbeeld er is een kans van 10% dat een ’willekeurige’ korreldiameter kleiner is dan het 10%-kwantiel.
Kwel
Het uittreden van grondwater (water dat door of onderdoor een waterkering stroomt) als gevolg van het te keren verval over de waterkering (waterstandsverschil). Doorsijpeling van water onder de dijk door. In het algemeen: het diffuus uittreden van grondwater. In het bijzonder: het uittreden van grondwater onder invloed van grotere stijghoogten elders in het hydrologische systeem.
Kweldergebied
Een begroeide buitendijkse landaanwas die alleen bij extreem hoge waterstanden blank komt te staan en bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt.
Kwelkade
In het direct aan de dijk grenzende achterland aangebrachte kade om afstromen van kwelwater te verminderen waarmee wordt getracht het optreden van pipingverschijnselen te voorkomen alsmede wateroverlast binnendijks tijdens hoge rivierafvoeren te beperken.
Kwellengte
De afstand die door water ondergronds wordt afgelegd voordat het weer aan de oppervlakte komt.
Kwelscherm
Een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie voor verlenging van de kwelweg.
Kwelsloot
Sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren.