Uitgangspunten gedetailleerde methode
Uitgangspunten van de gedetailleerde methode zijn (zie Figuur 5):
Figuur 5
Schematische weergave ‘Restbreedte-bij-Overhoogte’-analyse
- de minimaal vereiste resterende kruinbreedte is 2 m (voor zee- en meerdijken) of 3m (voor rivierdijken). Hierbij wordt opgemerkt dat de vereiste kruinbreedte slechts tot op zekere hoogte in verband te brengen is met het veiligheidsaspect. De benodigde kruinbreedte wordt nergens voorgeschreven, maar in de betref- fende Leidraden en Technische Rapporten worden wel aanbevelingen gedaan, zie ‘Inventarisatie van richtlijnen en handreikingen betreffende toe te passen kruinbreedte bij rivier-, zee- en meerdijken’ [31]. Hierop wordt aangesloten;
-
de minimum vereiste kruinhoogte wordt bepaald uitgaande van een maximaal toelaatbaar overslagdebiet van 0,1 l/m/s bij Toetspeil of bij het ontwerppeil voor de bepaling van de kruinhoogte. De onderliggende reden hiervoor is de mogelijk geringe erosiesterkte van kruin en binnentalud nadat een afschuiving is opgetreden;
-
restbreedte volgt uit de breedte van het restprofiel op het niveau ter hoogte van de minimum vereiste kruinhoogte;
-
het restprofiel wordt begrensd door een primair glijvlak en een secundair (additioneel) glijvlak;
-
primaire afschuiving verloopt via een cirkelvormig glijvlak. Dit schuifvlak is gedefinieerd als het schuifvlak waarbuiten (dus in het restprofiel) de glijcirkels een stabiliteitfactor hebben groter dan de vereiste veiligheidsfactor in de primaire zone. Dit cirkelvormige schuifvlak is daarmee te beschouwen als de normcirkel;
-
in geval van bezwijken zal de afschuivende grondmoot (primaire afschuiving) afschuiven totdat het aanvankelijke hoogteverschil H tussen de boven- begrenzing van het actieve gedeelte (oorspronkelijke kruinhoogte of het niveau waar het glijvlak insnijdt in het binnentalud, zie Figuur 6) en het passieve gedeelte (oorspronkelijk maaiveld of bodem watergang) is gehalveerd;
-
een additioneel glijvlak heeft een rechtlijnig verloop. De taludhelling van het glijvlak is gegeven in Tabel 1;
-
de ‘Restbreedte-bij-Overhoogte’-beoordeling dient zowel voor de situatie bij Toetspeil of MHW als voor de situatie bij extreme neerslag te worden uit- gevoerd. Voor de bepaling van de restbreedte bij extreme neerslag dient als minimaal vereiste kruinhoogte te worden uitgegaan van de dijktafelhoogte.
Figuur 6
Schematische weergave ‘Restbreedte-bij-Overhoogte’-analyse bij glijvlak insnijdend in binnentalud