Berekening met MPROLIFT (stabiliteit bij in opdrijven achterland)
De ‘Bewezen-Sterkte’-analyse voor een situatie waarbij tijdens toetspeil opdrijven van het achterland verwacht verloopt grotendeels analoog aan die voor glijcirkelsta- biliteit. Een essentieel verschil is dat de probabilistische analyse met de PROLIFT- module in MSTAB nogal verschilt van die in MPROSTAB. In de PROLIFT module wordt namelijk niet uitgegaan van een ruimtelijk fluctuatiemodel van de grondpara- meters zoals in MPROSTAB, maar wordt uitsluitend gerekend met statistische onzekerheid van de gemiddelde schuifsterkteparameters in de verschillende grond- lagen (vandaar de afwijkende standaardafwijkingen in Tabel B 2). Verder verschilt de (probabilistische) berekeningsopzet op detailpunten van die in MPROSTAB.
De resultaten van de PROLIFT-analyses zijn kort weergegeven in Tabel B 4.
Tabel B 4
Samenvatting resultaten PROLIFT-analyses en ‘Bewezen-Sterkte’-analyse
De opdrijfsituatie (met een diep afschuifmechanisme, zie Figuur B 3) is aanmerkelijk ongunstiger dan de situatie met een ondiep cirkelvormig afschuifmechanisme.
De a-priori instabiliteitkans voor de toetssituatie is ongeveer 1,9. 10-2 en voor de overleefde historische situatie 0,33. Met het spreadsheet voor de ‘Bewezen-Sterkte’-analyse wordt weer aan de hand van de met PROLIFT berekende gevoelig-heidscoëfficiënten de correlatie tussen de kritieke bezwijkmodes in toets- en historische situatie berekend (zie Figuur B 4). Merk op dat in deze tabel de gevoelig-heidscoëfficiënten voor ruimtelijke fluctuaties van grondparameters ontbreken. Analoog aan de situatie bij het ondiepe glijvlak is voor de rekenmodelonzekerheid weer uitgegaan van een correlatie tussen toets- en historische situatie van 0,7, wat voor de opdrijfmechanismen wellicht een wat erg voorzichtige keuze is. Dit resulteert in een a-posteriori betrouwbaarheidsindex van 3,6 (en corresponderende a-posteriori instabiliteitkans van 1,6. 10-4). Het aannemen van een grotere correlatie-coëfficiënt, bijvoorbeeld van 0,8 respectievelijk 0,9, leidt tot a-posteriori betrouw-baarheidsindices van respectievelijk 3,95 en 4,44. De daarmee corresponderende instabiliteitkansen zijn 4,0. 10-5 en 4,5. 10-6. Ook daarmee wordt het criterium van 2,5. 10-6 in dit geval (net) niet gehaald, maar het demonstreert dat het van belang is om na te gaan welke onzekerheden worden afgedekt door de modelonzekerheid en aan de hand daarvan na te gaan welke wel en welke niet in de toets- en histori-sche situaties op dezelfde wijze gerealiseerd zullen zijn
Figuur B 3
Kritieke afschuifvorm bij opdrijven