In deze paragraaf wordt de werkwijze voor het afleiden van ontwerpbelastingen ten behoeve van de bepaling van de aanleghoogte stap voor stap uiteengezet. De stappen 1, 2 en 3 zijn uitgewerkt in de bijlage bij dit addendum. De resulterende tabel met ontwerpwaterstanden voor verschillende zichtjaren zijn als bijlage toegevoegd aan dit addendum.
Basis voor de ontwerpwaterstanden
Toetspeilen HR2006 Uitgangspunt voor het bepalen van de ontwerpwaterstanden zijn de Toetspeilen op de as van de rivier zoals gegeven in de HR2006.
Bepalen toeslagen t.g.v. klimaatontwikkeling
Als referentiemodellen gelden de modellen die ten grondslag liggen aan de PKB Ruimte voor de Rivier. Met deze modellen kunnen voor het gehele rivierengebied de toeslagen ten gevolge van de klimaatontwikkelingen worden berekend. Dit kan door verschilberekeningen te maken waarbij enerzijds wordt uitgegaan van de externe randvoorwaarden (rivierafvoer, zeespiegel, etc.) voor het zichtjaar waarvoor ontworpen (zoals beschreven in paragraaf 4.3.1) wordt en anderzijds wordt uitgegaan van de huidige externe randvoorwaarden.
Bepalen negatieve toeslagen voor ruimtelijke maatregelen
Negatieve toeslagen t.g.v. korte termijn maatregelen. De door RvdR te realiseren waterstandverlagingen, zoals beschreven in de PKB, gelden als negatieve toeslag op de ontwerpwaterstand.
Negatieve toeslagen t.g.v. lange termijn maatregelen. In het kader van de lange termijn visie van RvdR zijn indicatieve berekeningen gemaakt om na te gaan waar, en in welke mate, de waterstandverhoging na 2015 kan worden gecompenseerd door ruimtelijke maatregelen. De realiseerbare verlagingen gelden als negatieve toeslag op de ontwerpwaterstand.
Bepalen toeslagen voor robuust ontwerpen
Zoals in hoofdstuk 2 beschreven, wordt als toeslag voor robuust ontwerpen 30 cm voorgeschreven. Deze toeslag wordt toegepast op het ontwerppeil op de as van de rivier. Van deze toeslag mag alleen van worden afgeweken in de volgende gevallen:
- Als uit een onderbouwde kwantitatieve analyse van de onzekerheden rondom de huidige en toekomstige ontwikkelingen volgt dat de toeslag van 30 cm niet passend is. De uit een dergelijke analyse resulterende toeslag mag niet worden opgeteld bij de voorgeschreven toeslag van 30 cm maar vervangt deze.
- Als in het benedenriviergebied gekozen wordt voor het
toepassen van de dijkringbenadering. Wanneer deze benadering wordt toegepast mogen andere robuustheidtoeslagen niet worden toegepast.
De eis van uitbreidbaarheid vraagt in eerste instantie niet om extra toeslagen voor het bepalen van ontwerpbelastingen (zie paragraaf 2.3).
Vertaling van de ontwerpwaterstand op de as van de rivier naar ontwerpbelasting aan de teen van de dijk
Voor de vertaling van de ontwerpwaterstand op de as van de rivier naar een ontwerpbelasting (waterstand en golven) dient rekening te worden gehouden met de (veranderde) geometrie van het voorland. Effecten van bochtwerking en opwaaiing dienen in rekening te worden gebracht. Er kan van worden uitgegaan dat de uiterwaarden met eventuele nevengeulen worden onderhouden zodanig dat het doorstroomprofiel gelijk blijft. Als methode om de golfhoogtes te bepalen wordt verwezen naar de eenvoudige methode zoals beschreven in bijlage E van het TROB. Voor het afleiden van ontwerpbelastingen voor andere faalmechanismes dan hoogte gelden de volgende punten:
- Golfbelasting voor bekledingen; voor bekledingen kunnen de golfbelastingen analoog aan de hierboven beschreven wijze worden afgeleid.
- Stroming langs de waterkering; Belasting van bekleding door stroming is over het algemeen geen maatgevende belastingsituatie ten opzichte van de stroomsnelheden die optreden door golfoploop. Slechts in geval van schaardijken dient met langsstroming rekening te worden gehouden. Hiervoor is maatwerk nodig.
- Macrostabiliteit bij extreme neerslag; Voor de bepaling van de macrostabiliteit is de belasting extreme neerslag bij een lage buitenwaterstand van belang. Voor het in rekening brengen van extreme neerslag wordt rekening gehouden met een verhoging van de freatische lijn. Voor de rivierdijken in alle gebieden dient rekening te worden gehouden met een verhoging van de freatische lijn met 1,00 meter bij een lage buitenwaterstand.
- Macro-instabiliteit buitenwaarts bij snelle val; Voor de macro-instabiliteit buitenwaarts is één van de relevante belastingssituaties een ongunstige combinatie van hoog freatisch vlak in de dijk na een snelle daling van de buiten-waterstand. De wijze waarop hiermee om kan worden gegaan wordt beschreven in paragraaf 7.5 van het TROB.
Overige belastingen
In het kader van de Leidraad Rivieren is vooral gekeken naar hydraulische belastingen (zie voor een compleet overzicht Tabel 6.1 van het TROB). Daarnaast dient in een goed ontwerp tevens rekeningen te worden gehouden met niet hydraulische belastingen zoals verkeersbelastingen.