Afvoer- en meerpeiltrapezia
In Hydra-VIJ worden afvoer- en meerpeilgolven geschematiseerd door trapezia (afgeknotte driehoeken), als afgebeeld in Figuur D.1. Deze trapezia hebben steeds basisduur B = 30 dagen, en zijn symmetrisch in de tijd (op een minteken na hebben de voor- en achterflank van een trapezium dezelfde helling). In Hydra-VIJ wordt aangenomen dat bedreigende situaties alleen in het winterhalfjaar (oktober t/m maart) kunnen voorkomen, zodat alleen het winterhalfjaar, bestaande uit 180 dagen, ‘gevuld’ is met trapezia. Iedere wintermaand, bestaande uit 30 dagen, is dus ‘toegerust’ met een afvoer- en een meerpeiltrapezium. Tussen de trapezia wordt een faseverschuiving van 3,5 dagen aangenomen, om te verdis- conteren dat de maxima van afvoer- en meerpeilgolven gewoonlijk niet op hetzelfde tijdstip 1 De inmiddels enigszins verouderde keuze voor 2%-golfoploop wordt hier buiten beschouwing gelaten.
Afvoeren en meerpeilen zijn gecorreleerd: hoge afvoeren en meerpeilen gaan relatief vaak samen. Om deze correlatie te modelleren wordt in Hydra-VIJ een gezamelijke kansdichtheid f(k,s) gebruikt, gerelateerd aan het afvoer- en meerpeiltrapezium binnen één basisduur B, waarbij k hier de piekwaarde van het afvoertrapezium voorstelt en s de piekwaarde van het meerpeiltrapezium (uitintegreren van k en s levert kans 1). Voor elk van de zes basisduren wordt eenzelfde f(k,s) gebruikt, oftewel: in elke wintermaand wordt dezelfde statistiek van afvoer/meerpeil aangenomen.
Op de precieze formule voor f(k,s) gaan we hier niet in, zie voor details Geerse (2003). Wel merken we op dat de marginale f(k) en f(s), die ontstaan door respectievelijk s en k uit te integreren, consistent moeten zijn met de werklijnen voor de afvoer en het meerpeil.2Ook dienen f(k) en f(s), in combinatie met de trapezia, de juiste momentane kansen voor de afvoer en het meerpeil op te leveren, zie daartoe de uitleg uit Geerse (2006).