De asfaltdijkbekleding heeft als primaire taak het dijklichaam te beschermen tegen erosie. Het asfalt is meestal gelegen op een zandlichaam, soms op een onderlaag van klei of keileem. Een asfaltbekleding is altijd aangelegd in combinatie met andere bekledingstypen zoals dikwijls een steenzetting lager op het talud en grasbekleding hoger op het talud. Overgangsconstructies, naar bijvoorbeeld een ondergelegen steenbekleding, vormen een potentieel risico, vooral ten aanzien van het uitspoelen van het onderliggende materiaal als er openingen aanwezig zijn.
Bezwijkmechanismen van asfaltbekledingen zijn fysische verschijnselen waarbij de bekleding onder stormcondities een ontoelaatbare vervorming ondergaat zodat de samenhang van de bekleding verloren gaat. Dit kan ertoe leiden dat de asfaltbekleding geen bescherming meer biedt tegen erosie van het dijklichaam.
Twee belastingsituaties tijdens storm zijn het belangrijkst. In de eerste plaats is er de belasting gevormd door de telkens op het talud brekende golven. Deze herhaalde stootbelasting geeft aanleiding tot herhaalde deformatie, waardoor vermoeiingsverschijnselen optreden en het asfalt uiteindelijk kan bezwijken (mechanisme AGK: Asfaltbekleding GolfKlap). De tweede belangrijke belastingssituatie kan optreden na een hoge waterstand. Als de asfaltbekleding (of de eventuele onderlaag) ondoorlatend is, kan de bekleding bij een dalende buitenwaterstand worden opgedrukt (mechanisme AWO: Asfaltbekleding WaterOverdrukken).
De kwaliteit van de constructie is onderhevig aan veroudering en dit heeft invloed op (de parameters voor) de toetsing. Het gaat daarbij zowel om veranderingen van de materiaaleigenschappen van het asfalt als om uitspoeling van de onderlaag, doordat er door veroudering openingen in de bekleding ontstaan. De navolgende paragrafen beschrijven achtereenvolgens de aan veroudering gerelateerde mechanismen, de mechanismen waarop getoetst wordt en de reststerkte.