Zoeken in deze site

Fenomenologische procesbeschrijving (vervolg) - Duinwaterkering

Aannemende dat er geen netto zandtransport plaatsvindt langs de kust, zal het zand dat afslaat voor het duinfront komen te liggen. Daardoor krijgen windgolven na verloop van tijd steeds minder mogelijkheid het duinfront te bereiken. Het afslagproces gaat dan nog door omdat lange golven nog steeds in staat zijn om het duinfront te bereiken, zie Figuur 9.1. Het afslagprofiel verflauwt vervolgens verder en daardoor neemt de belasting door de lange golven ook af. Als de hydraulische randvoorwaarden voor de kust (waterstand en golven) maar lang genoeg stationair blijven, zal er geen afslag meer plaatsvinden, de evenwichtssituatie is bereikt, zie Figuur 9.3. Deze evenwichtssituatie kan alleen worden bereikt als de duinwaterkering voldoende sterk is. De duinwaterkering kan in de praktijk ook voldoende sterk blijken als de duur van de storm onvoldoende lang is om een doorbraak van het duin te veroorzaken: de afslag in de eindsituatie na de storm is kleiner dan de sterkte van het duin.

Wanneer een duinwaterkering onvoldoende sterk is, kan het afslagproces doorgaan tot de achterzijde van het duin en treedt er een doorbraak op. Het is ook mogelijk dat het duin dusdanig is verlaagd dat de golven over het duinmassief heenslaan. In dat geval treedt er ook erosie op aan de achterzijde van het duin en kan er versneld een doorbraak ontstaan. Dit heeft tot gevolg dat er een overstroming van het achtergelegen land optreedt. Indien er na de storm een bres aanwezig blijft, kan deze door de getijwerking verder uitschuren totdat er uiteindelijk een zeegat ontstaat.

afbeelding_frombase64_0
Figuur 9.3. Duinprofiel voor en na een storm.

Op een aantal locaties langs de kust zijn zwakke duintrajecten versterkt met een achterliggende dijk, met een duinvoetverdediging of met een strandmuur. Dit worden ook wel hybride constructies genoemd. Een doorbraak van een hybride kering treedt op bij een combinatie van een aantal deelmechanismen zoals duinafslag, bezwijken van de bekleding, macro-instabiliteit en overslag.

Bij aansluitingsconstructies en NWO’s kan er sprake zijn van extra afslag, waardoor er eerder sprake kan zijn van een doorbraak.

In deze beschrijving is aangenomen dat er geen significant netto zandtransport uit het beschouwde duinvak plaatsvindt. Alleen dan kan worden verondersteld dat de depositie op de vooroever gelijk is aan de afslag.

Er is vrijwel altijd sprake van zandtransport langs de kust, maar voor de beoordeling van een specifieke kustvak is het van belang of de instroom van zand door dat zandtransport langs de kust gelijk is aan de uitstroom van zand. In- en uitstroom zullen voor een uniforme rechte kustlijn elkaar in evenwicht houden. Maar bijvoorbeeld als de kust gekromd is of er zijn obstakels zoals havendammen die het langstransport onderbreken, dan zal de afslag groter zijn als er minder zand instroomt dan uitstroomt. Er zal in dat geval zelfs op de lange duur geen evenwichtssituatie kunnen ontstaan omdat er immers een netto uitstroom van zand plaatsvindt.

Bron

Fenomenologische beschrijving (1220078-000-GEO-0010)

Hoofdstuk
Duinwaterkering
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.