Zoeken in deze site

Uitgangspunten - Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed

Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:

  • Tijdens een stormvloed met duinafslag wordt het bovenste gedeelte van het kustprofiel zoals dat net vóór de stormvloed aanwezig is, omgevormd tot een zogenaamd afslagprofiel. Op wat dieper water worden de veranderingen in de ligging van het kustprofiel door de stormvloed gering geacht. Bovendien hebben mogelijke veranderingen in de kustligging die daar tijdens een stormvloed zouden kunnen plaatsvinden, geen effect op de uiteindelijke mate van duinafslag.

  • De vorm van dit afslagprofiel is een functie van de significante golfhoogte, de piekperiode (beide op een waterdiepte van circa NAP -20 m) en de valsnelheid van het afgeslagen duinzand in stilstaand zeewater van 5º Celsius.

  • De vorm van het afslagprofiel is onafhankelijk van het stormvloedpeil; het stormvloedpeil is de maximum waterstand die tijdens de stormvloed wordt bereikt. De ligging van het afslagprofiel in verticale zin hangt samen met het stormvloedpeil. (Dat de vorm van het afslagprofiel als onafhankelijk van de maximum waterstand wordt gesteld, betekent overigens wel dat er van wordt uitgegaan dat het afslagprofiel zich min of meer ‘vrij’ kan ontwikkelen.)

  • De vorm van het afslagprofiel is onafhankelijk van de ligging van het kustprofiel vóór de storm. Zie voor uitzonderingen onder meer figuur 4.

  • De vorm van het afslagprofiel is onafhankelijk van de richting van golfaanval op de kust.

  • De vorm van het afslagprofiel is onafhankelijk van de aanwezigheid van even- tuele brokstukken van bebouwing in de afslagzone die tijdens een stormvloed in zee terecht komen, of van brokstukken van een strandmuur en boulevard of van een duinvoetverdediging die tijdens een stormvloed kunnen worden vernield; zie ook punt 30. Als bij relatief minder zware stormvloeden de strandmuur of de duinvoetverdediging stand houdt, geldt dat uiteraard niet. Er dient dan met ontgrondingskuilen vlak voor de constructies rekening te worden gehouden.

  • Het afgeslagen zand van de duinen, het strand en van eventuele ondiepe gedeelten van het dwarsprofiel wordt uitsluitend in zeewaartse richting getransporteerd.

  • Het duinafslagproces tijdens een zware stormvloed wordt als een twee- dimensionaal proces opgevat; zie ook punt 29.

  • De mate van duinafslag hangt uiteraard ook af van bijvoorbeeld de tijd dat het werkelijke waterstandsverloop zich in de buurt van het maximum bevindt. Met een spits verloop van de waterstand nabij het maximum is er minder duin- afslag dan bij een wat meer geleidelijk verloop bij gelijke maximum waterstanden (stormvloedpeilen). Met dergelijke verschillen wordt in het hier bedoelde afslagprofiel geen rekening gehouden; zie ook punt 21.

  • De vorm van het afslagprofiel en de ligging van dat profiel in verticale zin hangen af van onder meer hmax, H0s en Tp. De maximale waarden van die parameters tijdens een stormvloed komen tegelijkertijd voor (op het moment van hmax).

    635935585181039663Image_001_jpg

    Figuur 1. DUROS-plus model

  • Het afslagprofiel wordt in horizontale zin zodanig gesitueerd ten opzichte van het dwarsprofiel juist vóór de stormvloed dat het totale volume zand dat per strekkende meter kust wordt afgeslagen (m3/m), gelijk is aan het volume zand dat tussen het afslagprofiel en het beginprofiel wordt afgezet (zie figuur 1).

    Er wordt in het algemeen geen rekening gehouden met netto verliezen in zijdelingse richting. Zie voor uitzonderingen de punten 29 en 34. In principe komt dat er op neer dat het afslagprofiel (met de x-as op het stormvloedpeil) zover landinwaarts wordt geschoven, dat een sluitende zandbalans in dwars- richting ontstaat.

  • In figuur 1 zijn de punten P en R* aangegeven. (P in het oorspronkelijke duin- massief ter hoogte van het stormvloedpeil, en R* aan de oppervlakte van het duin ter hoogte van het maaiveld.) De ligging van punt R*na een stormvloed is onder andere voor het kustbeheer het meest relevant. Tenzij anders is vermeld, wordt in het navolgende steeds punt R* bedoeld als er bijvoorbeeld van de mate van duinafslag sprake is. Onder meer in de punten 21 en 26 wordt aangegeven dat punt R* in sommige situaties vervangen wordt door punt R.

Bron

Technisch Rapport Duinafslag (TR30)

Hoofdstuk
Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed
Auteur
ENW Expertisenetwerk waterveiligheid
Organisatie auteur
WL | Delft Hydraulics | Alkyon | TU Delft
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat
Verschijningsdatum
Mei 2007
PDF

Inhoudsopgave

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.