STAP 2: Vaststellen minimaal vereiste maatgevende stabiliteitsfactor - Bijlage E Voorbeeldcase
-
STAP 2a: Bepalen schematiseringsfactor
Met een schematiseringsfactor (b) worden onzekerheden in de bodemopbouw en de waterspanningen in rekening gebracht. Gezien de beperkte hoeveelheid gegevens, wordt hier voor de schematiseringsfactor een conservatieve waarde van 1,30 aangehouden.
-
STAP 2b: Bepalen modelfactor
In het onderhavige geval is er geen sprake van opdrijven. Voor de modelfactor (d) wordt dan ook een waarde gelijk aan 1,0 aangehouden.
-
STAP 2c: Bepalen schadefactor
Om het verschil tussen het vereiste betrouwbaarheidsniveau (nodig) en het basis- betrouwbaarheidsniveau (te corrigeren, wordt een schadefactor (n) toegepast. Conform [TRWG-Ad 2007] dient in het bovenrivierengebied een vereiste betrouwbaarheidsindex van
nodig= 4,60 (1/jaar) te worden aangehouden. Dit resulteert in een schadefactor van 1,08.
-
niet-associatief (= 0º)
Associatief (= º) set M2
set M1
kar
[o]
ckar
[kPa]
d
[o]
cd
[kPa]
* d
[o]
* d
[kPa]
c* d
[kPa]
6
Dijkmateriaal oud
28
13
23,9
10,4
23,2
23,2
10,0
5
Dijkmateriaal nieuw
29
4
24,8
3,2
24,0
24,0
3,1
4
Klei bruin
29
11
24,8
8,8
24,0
24,0
8,5
3
Klei grijs
26
15
22,1
12,0
21,5
21,5
11,7
2
Klei venig
26
16
22,1
12,8
21,5
21,5
12,5
1
Zand
35
0
30,3
0
28,8
28,8
0
kar
[o]
* d
[o]
mat;
[-]
ckar
[kPa]
c* d
[kPa]
mat;c
[-]
6
Dijkmateriaal oud
28
23,2
1,21
13
10,0
1,30
5
Dijkmateriaal nieuw
29
24,0
1,21
4
3,1
1,29
4
Klei bruin
29
24,0
1,21
11
8,5
1,29
3
Klei grijs
26
21,5
1,21
15
11,7
1,28
2
Klei venig
26
21,5
1,21
16
12,5
1,28
1
Zand
35
28,8
1,22
0
0
nvt
STAP 2d: Bepalen opschaalfactor
Conform de procedure voor het bepalen van de opschaalfactor, wordt in tabel 2.4 de set met associatieve sterkteparameters (M2) uit de karakteristieke sterkteparameters in tabel 2.3 afgeleid. Parameterset M2 dient in de sterkte-reductie berekening te worden toegepast.
Tabel 2.4: Afleiding associatieve parameterset M2 uit niet associatieve parameterset M1
Voor de stabiliteitsnorm (Bishop) waaraan de constructie volgens [TRWG-Ad 2007] bij een berekening met een klassiek glijvlakmodel met niet-associatieve rekenwaarden van de schuifsterkteparameters moet voldoen geldt:
Vervolgens kan op basis van tabel 2.4 voor elke grondlaag de verhouding (mat;i) tussen de niet-associatieve karakteristieke waarde en de associatieve rekenwaarde van elke schuifsterkteparameter worden bepaald. Het resultaat wordt in tabel 2.5 weergegeven waaruit een maximale verhouding, en daarmee opschaalfactor, gelijk aan 1,30 volgt.
Tabel 2.5: Bepaling van maximale verhouding tussen niet-associatieve karakteristieke waarde en associatieve rekenwaarde van schuifsterkteparameters
-
STAP 2e: Vaststellen minimaal vereiste maatgevende stabiliteitsfactor
Conform het stappenplan dient de maatgevende stabiliteitsfactor (�MSFdoorgaand bezwijken) in de EEM-analyse minimaal gelijk te zijn aan de opgeschaalde vereiste stabiliteitsnorm (EEM):
N.B. Meer inzicht in de invloed van constructieve elementen op de veiligheidsfactoren maakt het mogelijk de veiligheidsfactoren te optimaliseren, om daarmee een eventuele overdimensionering te voorkomen.
Bron
Analyse Macrostabiliteit Dijken met de Eindige Elementen Methode (1202121-012)
- Hoofdstuk
- Bijlage E Voorbeeldcase
- Auteur
-
Bakker H., J. Breedeveld, H. Teunissen
- Organisatie auteur
-
Deltares
- Opdrachtgever
-
Rijkswaterstaat Waterdienst
- Verschijningsdatum
-
December 2011
Over versie 1.0: 29 juni 2018
Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.