Laagindeling
Bij het vastleggen van het ondergrondmodel in het geotechnisch dwars- en langsprofiel dient te worden gerealiseerd dat deze tot stand komen met maar een relatief beperkt aantal gegevens (veelal puntinformatie). De schematisering van grondlagen in dikte en typering is maar beperkt objectief. De keuzes die daarvoor worden gemaakt, kunnen op een eindige elementen analyse echter grote invloed hebben. Als er bijvoorbeeld een onderverdeling wordt gemaakt in vele kleine dunne lagen, dan zal dit voor een stabiliteitsprogramma geen gevolgen hebben. Echter, voor een eindige elementenberekening kan dit tot problemen leiden vanwege ongunstige hoogte-breedte verhoudingen van elementen. Dit beïnvloedt de oplossing van het probleem ongunstig. Hier wordt in paragraaf 4.1 nader op ingegaan.
Sterkte- en stijfheidsparameters van de grond
Voor eindige elementenberekeningen zijn, naast de schuifsterkteparameters, ook stijfheids- parameters van belang. Het is van het grootste belang te kijken of deze aanwezig zijn dan wel, als deze voor een project worden bepaald, dat deze worden vastgelegd in een database voor toekomstig gebruik. De stijfheid van de grond heeft een geringe invloed op de stabiliteitsfactor, maar wel een significante invloed op de krachtsverdeling en daarmee de belasting op de constructie. Als vervormingseisen een grotere rol gaan spelen in de toetsing, dan zijn goede stijfheidsparameters en een passend constitutief model nodig om de vervormingen goed in te kunnen schatten.
De relatie tussen de sterkte- en stijfheidseigenschappen van de grond en het gebruikte constitutieve model wordt nader in paragraaf 4.2.2 beschreven.
Constructieve elementen
Hoewel constructieve elementen in de dijk doorgaans stijver en sterker zijn ten opzichte van de vervormingseigenschappen van de grond, is kennis van de constructies op het moment van de toetsing belangrijk. Aspecten die hierbij spelen zijn bijvoorbeeld de levensduur van de constructieve elementen. Grond zal in de tijd doorgaans stijver en sterker worden, dit geldt niet voor constructies. Het is daarom van belang voor de toetsing dat rekening wordt gehouden met de actuele toestand (en de toestand na de toetsperiode) van de constructies om dit in de berekening te kunnen verdisconteren. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de corrosie van staal.
Doorlatendheden
In het onderhavige geval speelt een precieze bepaling van de doorlatendheden voor de stabiliteitsanalyses op basis van eindige elementenberekeningen een minder grote rol. Dit heeft te maken met de wijze waarop de fasering wordt opgebouwd en het uitgangspunt dat in de toetsing alleen de grootte van de veroorzaakte wateroverspanningen (en dus niet het afstromen ervan) hoeft te worden beschouwd. Hierop wordt in paragraaf 5.3 teruggekomen.
Belangrijker voor de macrostabiliteit is kennis van de waterspiegels, zowel van het freatisch vlak als van de potentiaal in het diepe zand. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van [TRWD 2004]. Als het nodig is een stromingsberekening uit te voeren, dan dienen de doorlatendheden wel bekend te zijn. Hier wordt in paragraaf 5.5 nader op ingegaan.