Kustverdedigingsmaatregelen zijn in het algemeen nodig in kustvakken waar de zandhuishouding niet voldoet. Deze zandhuishouding kan op drie manieren niet voldoen:
Het zand in het kustvak ligt (tijdelijk) niet op de gewenste plaats(herverdelingsprocessen spelen daarbij een rol).
Het volume zand in de duinen is te gering om de veiligheid van het achterland te waarborgen.
Het volume zand in het kustvak wordt geleidelijk aan minder (processen die tot netto zandverliezen leiden, spelen daarbij een rol). Dit kan negatieve gevolgen hebben voor andere functies (bijvoorbeeld recreatie).
Ad 1. zand ligt niet op de gewenste plaats
Het duinafslagproces tijdens een zware stormvloed is een goed voorbeeld van een herverdelingsproces, waardoor het zand niet meer op de gewenste plaats ligt (zie par. 3.4.2).
Ad 2. duinvolume te gering
Voor het waarborgen van de veiligheid van het achterland dient in elk dwarsprofiel van een kustvak, uitgaande van een gegeven profiel zeewaarts van de duinvoet, op elk tijdstip een bepaald duinvolume aanwezig te zijn om doorbraak tijdens een ontwerpstormvloed te voorkomen. Het dwarsprofiel voldoet dan aan de veiligheidsnorm. Komen er binnen een kustvak nog onveilige dwarsprofielen voor, dan moeten er maatregelen worden getroffen om deze dwarsprofielen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. De te nemen maatregelen zullen voornamelijk zijn gericht op een vergroting van het duinvolume (eventueel in combinatie met een vergroting van de zandhoeveelheid direct zeewaarts van de duinvoet) of op het geheel dan wel gedeeltelijk tegengaan van duinafslag.
Ad 3. volume zand wordt geleidelijk aan minder
Op langere termijn kan de zandhoeveelheid in een kustvak toenemen (aanzandend kustvak), gelijk blijven (stabiel kustvak) of afnemen (eroderend kustvak). Dit kan door het (periodiek) opstellen van een zandbalans worden nagegaan (zie par. 3.4.4).
Structurele kusterosie betekent een geleidelijke, doorgaande afname van de zandhoeveelheid in een kustvak. De afname van de zandhoeveelheid leidt ertoe dat er kustachteruitgang plaatsvindt en de kustlijn zich landwaarts verplaatst. Als gevolg hiervan wordt het strand smaller en verplaatst het duinfront zich in landwaartse richting.
Maatregelen
Zowel de gevolgen van een zware stormvloed (vaak een slechts tijdelijk verlies aan duinareaal) als de gevolgen van structurele kusterosie (doorgaande kustachteruitgang) kunnen er dus toe leiden dat de toepassing van kustverdedigingsmaatregelen dient te worden overwogen. Aan de daadwerkelijke uitvoering van een kustverdedigingsproject dient een gedegen probleemanalyse vooraf te gaan. Hierbij moet het gehele kustvak en de directe omgeving ervan worden beschouwd (fig. 4.1). Met behulp van een dergelijke probleemanalyse worden de aard en omvang van het erosieprobleem en de nadelige effecten hiervan op verschillende kustfuncties in beeld gebracht. De analyse van het erosieprobleem is veelal mogelijk met behulp van de gegevens die door middel van periodieke kustmetingen zijn verkregen. Aan de hand van de analyse van deze kustmetingen kunnen erosiepatronen worden gesignaleerd (zie par. 3.5.6 en 3.6.4). Vervolgens is een nadere studie naar de mogelijke oorzaken van het erosieprobleem gewenst.
Nadat de probleemanalyse is afgerond, wordt in kaart gebracht hoe het erosieprobleem met behulp van kustverdedigingsmaatregelen kan worden opgelost (zie par. 4.2).
Kustverdedigingsmaatregelen kunnen worden onderscheiden in zachte maatregelen (zandsuppleties; zie par. 4.3) en harde maatregelen (strandhoofden, paalrijen, vooroeververdedigingen, duinvoetverdedigingen en strandmuren; zie par. 4.4) (fig. 4.2). In bijlage VI is een voorbeeld uitgewerkt van een keuzeprobleem tussen verschillende methoden van kustverdediging. De kenmerkende verschillen tussen beide methoden zijn:
Met de toepassing van harde maatregelen wordt veelal beoogd om in de kustprocessen zelf te interveniëren, terwijl met de toepassing van zachte maatregelen veelal wordt beoogd om de gevolgen van deze processen te bestrijden.
Harde maatregelen zijn star van aard hetgeen, gezien het dynamisch kustgedrag, een nadeel kan zijn. Met zachte maatregelen is het in veel gevallen mogelijk om op flexibele wijze op het dynamisch kust gedrag in te spelen.
Veel van dit soort maatregelen zijn lokaal van aard (zie par. 4.3 en 4.4). Het is echter ook mogelijk om door middel van grote ingrepen in het morfologisch systeem problemen op te heffen of te voorkomen (zie par. 4.5).
Bron
Basisrapport Zandige Kust (BRZK)
Hoofdstuk
Kustverdedigingsmaatregelen
Auteur
Verhagen H.J., H.D. Rakhorst, J. van de Graaff, J. van der Kolif, A.P. de Looff, A. Provoost, J. Reeder, H.J. Steetzel, S.C. van der Biezen, M. Boers, H.F.A. van Kampen, J.R. Rundberg, M.Z. Voorrendt, R.E. Jorissen, A.W. Kraak, M. Lofller, R.P. van der La
Organisatie auteur
International Institute for Haudraulic and Environmental Engineering (IHE) | Rijkswaterstaat | TU Delft | Hoogheemraadschap van Delftland | Waterschap Het Vrije van Sluis | Waterloopkundig Laboratorium