Zoeken in deze site

Algemeen gebruik van het rekenmodel - Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed

Algemeen gebruik van het rekenmodel

In dit Deel B staat het algemene gebruik van het rekenmodel centraal. Het verdient uiteraard aanbeveling de gemeten mate van duinafslag ten gevolge van in de toe- komst optredende (tamelijk zware) stormvloeden te vergelijken met de uitkomsten van het DUROS-plus model. Bij dergelijke vergelijkende studies verdient het aan- beveling ook andere rekenmodellen voor duinafslag te betrekken (bijvoorbeeld DUROSTA; Delft3D). In het volgende Deel C wordt het rekenmodel DUROS-plus gebruikt als basis voor het toetsinstrument voor de ‘veiligheid’ die de duinen bieden.

De nauwkeurigheid van het DUROS-plus model (uitgedrukt in de standaardafwijking σA) is hiervoor aangegeven als σA= 0,15A m3/m [formule (5)]. Dat wijkt af van de nauwkeurig- heid die voor het DUROS model werd/wordt aangehouden σA = 0,10A+ 20 m3/m. Voor grote waarden van A (≈ 400 m3/m) zijn de verschillen tussen beide uitdrukkingen niet groot. Vooral ook omdat in de praktijk is gebleken dat de term 20 m3/m soms aanleiding geeft tot lastige afwegingen en omdat het TRDA2006 primair is bedoeld voor het ‘veilig- heidsvraagstuk’ van het achterland, is er voor gekozen σA = 0,15A m3/m als standaard- afwijking aan te nemen. Dat neemt niet weg dat in gevallen waarbij er in werkelijkheid sprake is van net-wel enige duinafslag of net-geen duinafslag, waarbij dus de grootheid A relatief klein is en waarbij een berekening met het DUROS-plus model zelfs respectievelijk net-geen en net-wel duinafslag kan laten zien, σA = 0,15A m3/m als standaardafwijking wellicht aan de lage kant is.

De nauwkeurigheid van het DUROS-plus model (maar ook van het DUROS model) is uitgedrukt in een volume-maat. Door bijvoorbeeld de ligging van punt R te bepalen die behoort bij een geval waarbij er 1 maal de standaardafwijking extra afslag in rekening wordt gebracht, verschuift de oorspronkelijk berekende ligging van punt R* met een afstand ΔR in landwaartse richting. Rekenkundig gaat dat in alle gevallen zonder problemen. Zolang het gaat om relatief geringe waarden van ΔR is het fysisch ook nog wel aannemelijk te maken. Als er van wordt uitgegaan dat er best wat meer duinafslag zou kunnen optreden dan een recht-toe-recht-aan berekening laat zien, zal dat altijd gepaard gaan met een ook in dat geval vloeiend verlopend afslagprofiel en een sluitende zandbalans in dwarsrichting. Het afslag-

profiel ligt dan bijvoorbeeld over de gehele of gedeeltelijke linie wat hoger dan in het DUROS-plus model wordt aangenomen, en/of het strekt zich wat verder in zeewaartse richting uit.

Als de duinhoogte in het gebied tussen R* en R* + ΔR = R ten opzichte van het stormvloedpeil echter ‘toevallig’ erg klein is, en er dus een relatief grote waarde voor ΔR wordt berekend, kan dat er toe leiden dat het niet goed denkbaar meer is dat er nog een fysisch aannemelijk afslagprofiel bij ‘behoort’. In punt 26 en Bijlage 2 wordt op deze kwestie nader ingegaan.

Bron

Technisch Rapport Duinafslag (TR30)

Hoofdstuk
Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed
Auteur
ENW Expertisenetwerk waterveiligheid
Organisatie auteur
WL | Delft Hydraulics | Alkyon | TU Delft
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat
Verschijningsdatum
Mei 2007
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.