Verwering van veen
Onder het verweringsproces van veen wordt de transformatie van groene plant tot veen verstaan. De processen die bij het verweringsproces een rol spelen zijn:
- het verlies van organisch materiaal in gas, in oplossing en door consumptie door kleine ongewervelde organismen
- het uit elkaar vallen van de structuur van het organisch materiaal
- chemische reacties, inclusief die welke geïnitieerd worden door micro-organismen.
Microflora, bacteriën en schimmels in de bodem voorzien in hun behoefte aan energie en voedingsstoffen door het verteren van organisch materiaal. Aardwormen breken het celmateriaal van plantenresten af in een niet-zuur milieu, waarna het geschikt is voor verdere vertering door bacteriën en schimmels. Doordat deze organismen zuurstof nodig hebben, zijn deze processen aëroob van aard. Aërobe vertering is een ademhalingsproces tegenovergesteld aan fotosynthese. Het eindprodukt van de vertering zijn kooldioxide (CO2) en water (H2O). Indien het materiaal verzadigd raakt, vermindert de beschikbare hoeveelheid zuurstof drastisch in vergelijking met de situatie in de onverzadigde zöne. Hiedoor neemt de activiteit van aërobe organismen af en neemt de activiteit van anaërobe soorten met een langzamere stofwisseling toe. Doordat het organisch materiaal niet meer zo snel verteerd wordt, treedt accu mulatie op en kan veen onstaan.
De stofwisseling wordt, naast de beschikbaarheid van zuurstof, tevens bepaald door de temperatuur, de zuurgraad en de beschikbaarheid van stikstof. In het algemeen geldt, dat hoe hoger de temperatuur en de pH (hoe lager de zuurgraad) zijn, des te sneller de vertering van het plantemateriaal zich voltrekt en des te minder materiaal er dus beschikbaar is voor het proces van veenvorming. De optimale temperatuur voor de ontbinding van organisch materiaal ligt tussen de 30 en 40°C [Hobbs 1986].
De mate en sneldheid waarin het verweringsproces zich voltrekt is niet uniform verdeeld in een veenpakket, doordat verschillende delen van een plant meer of minder bestand zijn tegen ontbinding. De weerstand tegen ontbinding is tevens afhankelijk van het soort plant.
In nauwelijks verweerde staat is er nagenoeg geen amorf materiaal in het veen aanwezig en bestaat het veen voornamelijk uit licht gekleurde vezels van bladeren, stengels en wortels. In volledig verweerde staat zijn nagenoeg geen vezels meer te herkennen in het veen en is het materiaal donker gekleurd en spons- en gelei-achtig. De fysische en mechanische eigenschappen van veen hangen nauw samen met de (gemiddelde) mate van verwering.