Voor opbarst- of heavecontrole worden rekenmodellen voor grondwaterstroming gebruikt. Hiermee kan de optredende stijghoogte in de watervoerende zandlaag ter plaatse van de binnenzijde van de dijk of het kunstwerk worden bepaald. Voor opbarstcontrole gaat het om de stijghoogte onder de afdekkende klei- of veenlaag. Deze moet getoetst worden aan de grensstijghoogte (paragraaf 5.2.2) Voor heavecontrole gaat het om het verticale verhang van de grondwaterstroming aan de binnenzijde van de kering. Dit wordt getoetst aan het toelaatbare verhang (paragraaf 5.4.1). In beginsel kunnen berekeningen van de stijghoogten in de watervoerende zandlagen uitgevoerd worden met een algemeen numeriek rekenmodel voor grondwaterstroming (of consolidatie als we tijdsafhankelijke aspecten van inzijging in en kwel door de deklagen in voor- en achterland mee willen nemen). Analytische rekenmodellen bevatten in het algemeen schematisaties en geven daardoor benaderende oplossingen, maar verschaffen goed inzicht in de werking van het mechanisme en zijn, mede vanwege het feit dat ze snel rekenen, zeer geschikt voor het uitvoeren van gevoeligheidsanalyses. In deze appendix worden het basis-geo-hydrologische model voor (horizontale) grondwaterstroming onder een waterkering en het fragmentenmodel besproken. Het eerste model is geschikt voor toepassing bij waterkeringen waarbij geen kwelschermen aanwezig zijn. Het fragmenten- model is specifiek bedoeld voor toepassing bij kwelschermen.