Zoeken in deze site

Koppeling ontwerp en beheer - Beheer

Koppeling ontwerp en beheer

Wijzigingen van waterstanden, stijghoogten, geometrie of grondopbouw kunnen een invloed hebben op de veiligheid van de dijk. De keuzes die tijdens het ontwerp zijn gemaakt met betrekking tot deze aspecten moeten daarom duidelijk zijn en moeten gehandhaafd worden, in ieder geval als een verandering een negatieve invloed heeft. Voor de beheerder is het van belang om al tijdens het opstellen van het ontwerp inzicht te krijgen in de ontwerpuitgangspunten en de gevolgen die daaruit voortvloeien voor het beheer. Zonodig kunnen de uitgangspunten dan nog aangepast worden als handhaving van bepaalde uitgangspunten niet mogelijk of wenselijk lijkt. Vanzelfsprekend moeten deze uitgangspunten goed gedocumenteerd worden, bijvoorbeeld in een geotechnisch rapport. Eventuele wijzigingen die tijdens de uitvoering worden doorgevoerd moeten ook gedocumenteerd worden in revisietekeningen en/of een revisierapportage.

De hieronder behandelde aspecten zijn met name van belang.

Binnendijkse waterstand

De aangehouden waterstand binnendijks is veelal het polderpeil. De binnendijkse grondwaterstand heeft een min of meer directe relatie daarmee. Waterpartijen die niet direct bemalen worden, bijvoorbeeld kolken of kleine sloten, zullen een waterstand hebben die niet noodzakelijkerwijs gelijk is aan het polderpeil. In alle gevallen is het raadzaam om de waterstand die in het ontwerp is aangehouden in de legger op te nemen. Bij het verklaren van verschijnselen (zie paragraaf 5.3) kan dan een eventuele afwijking van die waterstand meegewogen worden.

De binnendijkse grondwaterstand nabij de dijk zal veelal gelijk aan maaiveld worden genomen. Voor de stabiliteit is dat de maatgevende grondwaterstand. Voor piping geldt dit ook, althans voor zover geen waterpartijen binnen de pipinggevoelige zone liggen.

Buitenwaterstand

De bij het ontwerp aangehouden hoge buitenwaterstand is normaal gesproken gelijk aan het MHW, welke onder andere wordt vermeerderd met een toeslag voor de verwachte hoogwaterstijging in de planperiode. Hier kunnen echter uitzonderingen op worden gemaakt. Om diverse redenen kan ervoor worden gekozen om bij het ontwerp een hogere waterstand aan te nemen. Bij kunstwerken is het gebruikelijk om uit te gaan van een langere planperiode dan bij dijken, waardoor ook een grotere marge voor hoogwaterstijging in rekening gebracht wordt. Een goede documentatie zal bij toekomstige toetsingen of aanpassingen aan het ontwerp onnodige herberekeningen kunnen voorkomen.

Opbouw van de dijk

De opbouw van de dijk is van belang voor de hoeveelheid kwel door de dijk. Bij de toetsing is de opbouw een belangrijk aspect in verband met microstabiliteit. Indien kwelwater in het binnentalud of bij de binnenteen wordt waargenomen, dan is het van belang om de dijkopbouw te kennen, zodat een verklaring gegeven kan worden en daarmee de ernst van de situatie kan worden ingeschat

Intreeweerstand of intreelijn

Een kleilaag in het voorland of een sliblaag op het onderwatertalud of op de bodem van het buitenwater geeft een intreeweerstand. Hierdoor is de stijghoogte in het watervoerende pakket ter plaatse van de buitenteen lager dan de buitenwaterstand. Een afname van de intreeweerstand door bijvoorbeeld het afgraven van klei of door baggeren leidt tot een verhoging van de stijghoogte in het watervoerende pakket en daarmee tot een mogelijk afname van de stabiliteit en een toename van de pipinggevoeligheid. De situatie die in de ontwerpberekeningen is verdisconteerd, moet daarom gehandhaafd blijven of mag in ieder geval niet slechter worden. Een duidelijke omschrijving van de invoer in de ontwerpberekeningen is daarvoor nodig. Dit dient in termen van de grondopbouw te gebeuren, met andere woorden: de omvang en dikte van de klei- of sliblaag die in rekening is gebracht moet zoveel mogelijk expliciet bekend zijn. Voor zover de kleilaag aan de hand van geotechnisch onderzoek (bijvoorbeeld boringen) is vastgesteld, is dit al het geval. Veelal wordt dan een intreelijn gedefinieerd, waarvoor geldt dat tussen de buitenteen en de intreelijn een kleipakket met een bepaalde dikte aanwezig is. Als de intreeweerstand met behulp van metingen van de stijghoogte is vastgesteld, is niet expliciet bekend wat de grondopbouw buitendijks is. Een vertaling naar een equivalente kleilaag kan mogelijk een oplossing hiervoor geven.

Het is van belang dat over de ligging van de intreelijn tijdens het ontwerp al overleg plaatsvindt met de beheerder. De beheerder kan dan een inschatting maken of handhaving van de voorgestelde intreelijn redelijkerwijs mogelijk is, rekening houdend met eventuele toekomstige ontwikkelingen in het winterbed of met baggerwerkzaamheden.

Wateronttrekking

Wateronttrekking vanuit het watervoerend pakket kan een grote invloed hebben op de stijghoogte. Wateronttrekking vindt bijvoorbeeld plaats door de industrie. Omdat de beheerder van een waterkering hier in het algemeen geen invloed op heeft, is het verstandig om een eventuele invloed buiten beschouwing te laten.

Geometrie

Tenslotte is de geometrie die in het ontwerp is aangehouden een belangrijk aspect. Buitendijks kan deze een invloed hebben op de intreeweerstand, zoals hiervoor beschreven. Binnendijks kan een verandering in de geometrie inhouden dat opbarsten gaat optreden, of dat het juist niet optreedt. Het laatste kan het geval zijn als een binnendijkse laagte of waterpartij wordt opgevuld, waardoor ter plaatse geen opbarsten meer optreedt. De stijghoogten in het watervoerende pakket worden hierdoor hoger, met een mogelijk nadelige invloed op de veiligheid van de dijk.

In relatie hiermee kan ook de binnendijkse randvoorwaarde voor de grondwaterstroming door het watervoerende pakket worden genoemd. Afhankelijk van het onderzoek of van de aannamen die in het kader van het ontwerp zijn gedaan, kan de randvoorwaarde verschillend zijn vastgesteld. Het kan een punt zijn, waar de invloed van de rivier niet meer merkbaar is: hier is de stijghoogte in het watervoerend pakket gelijk aan het polderpeil, of gelijk aan de stijghoogte die aanwezig is in een periode zonder hoogwater. Ook hier geldt dat de randvoorwaarde die in het ontwerp in rekening is gebracht, duidelijk moet worden geformuleerd en door de beheerder van de waterkering gehandhaafd moet (kunnen) worden.

Bron

Technisch Rapport Waterspanningen bij dijken (DWW-2004-057)

Hoofdstuk
Beheer
Auteur
Meer M.T. van der, J. Niemeijer, W.J. Post, J. Heemstra
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau, GeoDelft, Arcadis
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
September 2004
PDF