Incidenteel kan een bekleding worden belast door bijvoorbeeld scheepsaanvaringen, drijvend vuil of kruiend ijs. Bekledingen worden gewoonlijk niet gedimensioneerd op dit soort mechanische belastingen, mede doordat de kans dat een dergelijke belasting voorkomt niet groot is.
Drijvend vuil levert over het algemeen geen problemen op bij waterbouwasfaltbeton en gepenetreerde breuksteen. Als open steenasfalt frequent door drijvend vuil wordt belast, kan de bekleding aan het oppervlak worden aangetast.
Kruiend ijs richt in het algemeen weinig schade aan. Doordat het oppervlak van een asfaltbekleding vlak is, glijdt het ijs gemakkelijk over de bekleding heen zonder schade aan te richten.
Omdat de combinatie van ijsgang en een hoge waterstand met zware golfaanval nauwelijks voorkomt, is ook de kans op overstroming ten gevolge van ijsgang verwaarloosbaar klein. Daarom worden ijsbelastingen in Nederland niet in beschouwing genomen bij het bepalen van de laagdikte van een bekleding. Kruiend ijs kan wel schade veroorzaken aan een bekleding. In §4.8 wordt ingegaan op het dimensioneren van bekledingen op ijsbelastingen.
Figuur 3-10: Bekleding van open steenasfalt belast door kruiend ijs – Houtribdijk (foto Bitumarin)
De kans op schade door kruiend ijs is bij zoet water groter dan bij zout water. Enerzijds omdat zoet water eerder bevriest, anderzijds omdat ijs van zout water brosser is dan ijs van zoet water en dus eerder breekt. Gezien het zoutgehalte en de zeewatertemperatuur is de kans op significante ijsvorming in de Noordzee gering. Van de meren en de zeearmen is wel bekend dat er ijsvorming kan optreden die schade aan de waterkering kan veroorzaken (zie Figuur 3-10).