Watergehalte bij aanbrengen
Indien klei met een hoger watergehalte wordt aangebracht dan overeenkomt met de representatieve zuigspanning van de deklaag, zal de klei die daar verwerkt is. verder uitdrogen en daardoor krimpen. Hierdoor ontstaan grote scheuren die de civieltechnische eigenschappen van de klei aanzienlijk veranderen. Ter voorkoming hiervan wordt een maximum watergehalte voorgeschreven bij verwerking in een constructie-onderdeel. Het maximaal toelaatbare watergehalte wordt uitgedrukt in de zogenaamde consistentie-index Ic (zie paragraaf 3.2.2.).
Als eis voor alle deklagen geldt Ic ^ 0,75 en als eis voor klei voor de kern met de functie van vulmateriaal geldt Ic ^ 0,6. Hieruit is het maximum watergehalte wmax af te leiden:
Uit de proctorproef volgt het optimum watergehalte Wopt. Dit is het watergehalte, waarbij de grootste dichtheid verkregen kan worden. Het verdichten van drogere klei dan dit optimum watergehalte wordt bemoeilijkt door de sterkte van de kluiten klei. Goed verdichten van droge klei kost veel inspanning. Het optimum watergehalte wordt dan ook als minimum watergehalte aangehouden. Voor klei ligt het optimum watergehalte ca. 5 a 10% lager dan bij een Ic van 0,75 en ca. 10 a 15% lager dan bij een Ic van 0.6.
:Hieruit volgt dat het watergehalte waarbij de klei verwerkt wordt ligt boven het optimum watergehalte voor een efficiënte verdichting (proctorproef) en onder het maximaal toelaatbare watergehalte: