Toetsschema - Toetsing

Stap 1: Toepassingsgrens

Voor breuksteenbekledingen is de Van der Meer formule van toepassing is. Er dient gekeken te worden of de verzamelde gegevens (o.a. hydraulische randvoorwaarden, geotechnische en materiaaleigenschappen) vallen binnen het geldigheidsbereik van de formule (zie Rock Manual tabel 5.24 en 5.26). Zo ja, dan kan de toetsing voortgezet worden met stap 2, anders moet vervolgd worden met een geavanceerde toetsing worden uitgevoerd, waarin bijvoorbeeld de reststerkte wordt meegewogen of schaalproeven worden uitgevoerd (stap 3 in paragraaf 4.3.1)

afbeelding_frombase64_0

Figuur 4-1: Beoordelingsschema breuksteenbekledingen

Bij een breuksteenoverlaging dient de laagdikte van de overlaging boven de gehele ‘onvoldoende’ steenzetting minimaal gelijk zijn aan 2∙Dn50, te bepalen met de Highest Point Method. De laagdikte moet minimaal gelijk zijn aan 1,8Dn50 als de ‘spherical foot staff method’ wordt toegepast (zie par. 6.6).

Katern II: Toetsing

Daarnaast dient voor breuksteenoverlagingen voldaan te worden aan de conditie voor diep water (h/Hs>3). In geval van ondiep water is een geavanceerde toetsing noodzakelijk. Als aan beide voorwaarden wordt voldaan wordt de toetsing voortgezet met stap 2, anders moet men verder met een geavanceerde toetsing (stap 3 in paragraaf 4.3.1).

Voor teenbestortingen dient eveneens het toepassingsgebied van de formule, zoals omschreven in de Rock Manual vergeleken te worden met de verzamelde gegevens.

Bij het toetsen wordt er een veiligheidsfactor van 1,0 gehanteerd. Het toetsresultaat van de breuksteen is afhankelijk van de waarde van het schadegetal S of Nod.

Voor bekledingen gelden verschillende formules voor de twee typen golven: “plunging” en “surging”. Het gebruik van de plunging of surging formule is afhankelijk van de grootte van de brekerparameter, zie paragraaf 5.2.2.2 in de Rock Manual.

Bij de berekening van de nominale steendiameter voor overlagingen dient de correctiefactor Y gebruikt te worden door de minimaal benodigde Dn50 te delen door Y. Deze kan afgelezen worden in Figuur 6.1.

Het toetsingsresultaat van stap 2 wordt bepaald door de nominale steendiameter te berekenen met gebruikmaking van allereerst de ondergrens A en wanneer dit niet toereikend is met bovengrens B.

De berekende steendiameter moet vergeleken worden met de aanwezige steendiameter.

De onder- en bovengrens van S of Nod dient gekozen te worden uit de tabellen in hoofdstuk

  1. De toetswaarde is afhankelijk van:

    • de taludhelling

    • het soort constructie zoals aangegeven in de kolomhoofden van de tabel voor bekledingen en

    • de breedte van de teen voor de teenbestorting, wanneer deze kleiner is dan 10 maal

Dn50.

Voor breuksteenbekledingen geldt:

  • als S/Nod A dan is de score ‘goed’ en is dit tevens de eindscore;

  • als S/Nod > B dan de score ‘onvoldoende’ en is dit tevens de eindscore.

  • als A < S/Nod B dan dient in stap 3.1 de geavanceerde toetsing uitgevoerd te worden. Met alleen het meetellen van de reststerkte kan maximaal een score voldoende behaald worden. Wanneer de score onvoldoende wordt behaald kan in stap 3.2 toch nog een score ‘goed’ worden behaald wanneer dit met behulp van een schaalmodel zal blijken.

Als de toetsing is uitgevoerd met de ondergrens van de Dn50 uit de tabel met standaardsorteringen, kan de toetsing nauwkeuriger worden uitgevoerd als door middel van metingen de werkelijke Dn50, s en laagdikte wordt bepaald. Dit betreft geen geavanceerde toetsing, maar een verbeterde gedetailleerde toetsing.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 4: Breuksteenbekledingen (HDD4)

Hoofdstuk
Toetsing
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.