Het ontwerp moet goed uitvoerbaar zijn, zowel technisch als qua regelgeving (ontwerp volgens vigerende handleidingen). Bovendien moet het ontwerp goede voorwaarden scheppen voor beheer en onderhoud. Materialen en constructie moeten een levensduur hebben van tenminste 50 jaar. Er zal worden afgestemd met de wensen van de dijkbeheerder door overleg te voeren met de beheerder.
Uit oogpunt van beheer wordt de voorkeur gegeven aan bekleding die ‘machinaal herzetbaar’ is.
Er is een projectnota m.e.r. gesteld en een milieu-inventarisatie. Op basis hiervan is een aantal aspecten genoemd waarmee rekening dient te worden gehouden.
De milieubelasting dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Onderdeel hiervan is het streven naar hergebruik, dit geldt in de eerste plaats binnen het traject Ketelbrug- Ramspol, maar in de tweede plaats ook binnen het totale dijkverbeteringsprogramma van de IJsselmeerdijken. Het gebruik van vrijkomende materialen elders uit het land (bijvoorbeeld Zeeland) wordt uitgesloten vanwege het feit dat binnen het Project Zeeweringen (in Zeeland) alle materialen al worden hergebruikt en vanwege de te hoge transportkosten. Sommige materialen, bijvoorbeeld koperslakblokken, mogen slechts boven streefpeil toegepast worden vanwege het risico van uitloging.
Er is geen sprake van getijbeweging en een zoutwatermilieu, zodat er veel minder eisen worden gesteld aan behoud van natuurwaarden of verbetering van de natuurpotenties dan bijvoorbeeld langs de Westerschelde het geval is. Wel is er de voorkeur voor een open constructie, zodat vegetatie mogelijk is.
Het beleid dient erop te zijn gericht om het strakke en uniforme karakter van de dijken langs de Noordoostpolder te behouden. De taludhelling van het bovenbeloop mag dan ook niet gewijzigd worden. Door toepassing van verschillende type bekleding op het onderbeloop zou een ‘lappendeken’ kunnen ontstaan, wat afbreuk doet aan het uniforme karakter. In de milieu-inventarisatie wordt de voorkeur uitgesproken voor basalt of betonzuilen in basaltvorm (eventueel voorzien van zwarte toplaag). Voor de stormberm kan aangesloten worden bij reeds toegepaste bekledingstypen. Het principe van eenheid in de bekleding geldt ook voor het bovenbeloop. Vanuit het oogpunt van landschap gaat de voorkeur uit naar losse elementen (bijvoorbeeld zuilen), zodat de ruimte ertussen begroeid kan raken en een min of meer groene dijk wordt verkregen.
Er dient te worden gestreefd naar behoud van cultuurhistorisch waardevolle aspecten. Voor onderhavig tracé zijn geen specifieke punten genoemd, behalve het handhaven van een monument ten westen van Schokkerhaven.
Bij verbetering van de bekleding dient te worden gestreefd naar het mogelijk maken van recreatief medegebruik. Dit betekent dat de onderhoudsweg met gladde bekleding dient te worden uitgerust, zodat deze voor fietsers toegankelijk is en een relatief ruw talud zodat dit voor vissers toegankelijk is.
In de projectnota m.e.r. zijn een aantal aanvullende eisen gesteld aan de uitvoering. Een belangrijke eis is dat de taludhelling van het bovenbeloop niet gewijzigd mag worden. Tevens staat in de projectnota aangegeven dat de berm ten oosten van km 39,15 zal worden verhoogd naar NAP +2,25 meter.