Zoeken in deze site

Inleiding - Grasbekleding op binnen en buitentalud

Onder de Nederlandse klimaatomstandigheden moet grasland worden beweid of gemaaid om te voorkomen dat het verruigt en uiteindelijk via struweel tot bos wordt. Dat beweiden of hooien wordt ’(grasland)beheer’ genoemd. Strikt genomen bestaat beheer uit regelmatig ‘klein onderhoud’.

Een grasbekleding heeft in de zones op de dijk waar een significante erosieve belasting kan optreden, de hoofdfunctie om de kern van de dijk bescherming te bieden tegen erosie door stroming, golfwerking en golfoverslag. Vanuit het oogpunt van deze functie is het belangrijk om het beheer te richten op het aanwezigheid zijn van een voldoende dicht, dik en aaneengesloten wortelnetwerk en op het voorkomen van plekken waar het dichte

wortelnetwerk van de graszode ontbreekt (voor de beoordeling van de kwaliteit zie paragraaf 6.4.2).

Naast de functie van bescherming tegen erosie kan een grasbekleding ook LNC-waarden vertegenwoordigen. Bij de aanleg of wijziging van een waterkering moet ook rekening worden gehouden met andere functies van de waterkering. De functies liggen formeel vast door planologische beslissingen die zijn genomen door rijk, provincies en gemeenten. Een waterkering kan waarden hebben voor natuur, milieu, landschap en cultuurhistorie (kortweg: de LNC-waarden). In de TAW-Grondslagen voor Waterkeren [8] en de TAW-Handreiking constructief ontwerp [9] wordt aangegeven hoe men LNC-waarden kan benoemen en vervolgens behouden en bevorderen. Vaak leidt een beheertype dat kan leiden tot hoge LNC- waarden ook tot een erosiebestendige toplaag (zie paragraaf 3.4.2). Uit de golfoverslagproeven bleek echter geen sterk verband tussen beheertypes en erosie- bestendigheid. Een waterstaatkundig en natuurtechnisch beheer, dat zou moeten leiden tot een goede erosiebestendige grasbekleding, kan in sommige gevallen leiden tot open plekken en daarmee een mindere erosiebestendigheid dan dat er een beperkte mestgift wordt toegepast wat resulteert in een gesloten zode.

Uit enkele van de golfoverslagproeven langs de Schelde in België is gebleken dat een (gebrek aan) beheer dat leidt tot ruigtebegroeiing ook leidt tot een slechte erosiebestendigheid. Dit gebrek aan beheer, of verkeerd beheer, moet dus worden voorkomen zodra een zone van de dijk een significante belasting te verduren kan krijgen. Ook bij golfoverslagproeven op Tholen is gebrek aan beheer vastgesteld, waardoor er van een slechte grasmat sprake was met onder andere open plekken zonder wortels. De erosiebestendigheid van deze grasmat tegen golfoverslag bleek erg klein te zijn. Het blijkt uiterst belangrijk te zijn dat beheer inderdaad leidt tot een goede gesloten grasmat en dat bij gebrek hieraan de erosiebestendigheid sterk kan reduceren.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 5: Grasbekledingen (HDD5)

Hoofdstuk
Grasbekleding op binnen en buitentalud
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.