Zoeken in deze site

De aard van het reparatiemiddel - Beheer en onderhoud

Bij voorkeur wordt een bekleding gerepareerd met eenzelfde (visco-elastisch) bekledingsmateriaal. Scheuren en naden worden gedicht met bitumen, bitumineuze voegvullingsmassa, gietasfalt of het oorspronkelijke materiaal. Hoe groter de scheurwijdte, hoe groter de maximale korrel van het aggregaat in het reparatiemiddel kan zijn.

Aangetast oppervlak wordt afhankelijk van de ernst van de aantasting gerepareerd met een oppervlakbehandeling, een opvulmiddel, een uitvullaag of een overlaging. Het te gebruiken middel moet een mengsel zijn dat overeenkomt met het te repareren materiaal, zodat de eigenschappen van de gerepareerde plek niet afwijken van de rest van de bekleding.

De diepte van een uitvullaag moet enige malen de maximale korrelafmeting van het vulmiddel bedragen. Door toepassing van vulmiddelen met kleinere maximale korrelafmetingen kunnen ook geringe diktes worden uitgevuld. Reparatiemiddelen op steile

hellingen moeten zo hoogvisceus zijn dat ze niet afstromen. Als reparatiemiddel wordt bij voorkeur geen koudasfalt gebruikt, omdat dit in het algemeen een lagere levensduur heeft.

Bij voorkeur wordt een bekleding van open steenasfalt gerepareerd met hetzelfde open materiaal. Niet alleen om de bekleding doorlatend te houden, maar ook om esthetische redenen. Als gradering van de steenslag in open steenasfalt voor reparaties kan 8/16, 11/16, 16/22 of 20/40 worden gebruikt.

Bij toepassing van open steenasfalt als reparatiemiddel is afkoeling een bijzonder aandachtspunt. Bij reparaties worden kleinere hoeveelheden asfalt met lagere snelheden verwerkt, waardoor het materiaal sneller afkoelt en de hechting wordt belemmerd. Om dit probleem op te lossen, kan open steenasfalt in verwarmde mobiele containers worden bewaard, die dicht bij de plaats van verwerking zijn opgesteld. In deze containers wordt het asfalt niet gemengd. Bij een dergelijke opslag is er gevaar voor uitzakking van de mastiek (ontmenging). Om ontmenging te voorkomen worden daarom soms vezels aan de mastiek toegevoegd (circa 0,3% organische of circa 0,6% anorganische vezels op 100% mineraal- aggregaat).

Indien wordt aangetoond dat er geen bezwaar is tegen een (plaatselijk) ondoorlatende bekleding, kan een dicht materiaal zoals asfaltmastiek of gietasfalt worden toegepast. Bij overgangsconstructies naar een dichte bekleding is toepassing van gietasfalt geen probleem. Op andere plaatsen wordt uitgegaan van reparaties met open materialen. Reparaties worden in elk geval met een bitumineus (visco-elastisch) materiaal uitgevoerd, dat in eigenschappen en gedrag zoveel mogelijk overeenkomt met het omliggende materiaal.

Aangetast oppervlak en gaten worden afhankelijk van de omvang en diepte met een uitvullaag of een overlaging gerepareerd. De dikte van de uitvullaag of overlaging moet minimaal driemaal de grootste korrelafmeting van het vulmiddel bedragen. Door toepassing van een kleine gradering kan de minimaal aan te brengen dikte worden beperkt.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 3: Asfaltbekledingen (HDD3)

Hoofdstuk
Beheer en onderhoud
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.