Overhoogte voor klink en zetting van de ondergrond
Gezien de altijd hoge initiele kosten van een dijkverhogi ng verdient het aanbeveling de overhoogte zo rui m te nemen, dat binnen 50jaar na aanleg geen verhogingen nodig zul len zijn als gevolg van zettingen en klink. Als in of onder de dijk kostbare ku nstwerken aanwezig zijn, zoals sluizen en tunnels, wordt zelfs aanbevolen met een langere onder houdstermijn rekening te houden.
De overhoogte moet worden aangebracht boven de dijktafelhoogte. De kruindal ing van een dijkvak zal niet als gemiddelde bekend moeten zijn, maar als maximaal bed rag van een aantal pu nten, omdat geen enkel punt beneden de dijktafel hoogte mag dalen. Daarom zou in princi pe moeten worden gerekend met de karakteristieke waarden voor de samendru kkingscoefficient (dee! 1, par. 9.7), en de bijbehorende materiaalfactoren (par. 7.5).
Echter, daar het in situaties met een kritische stabiliteit gedurende de uitvoering, of met nabij gelegen bebouwing, ongewenst kan zijn om hoger dan noodzakelijk te ont we rpen, wordt voor die situaties een enigzi ns afwijkende methodiek aanbevolen.
Bij zettingsberekeningen in de ontwerpfase worden de rekenkundig bepaalde gemid delde samendrukkingsconstanten opgevat als karakteristieke waarden. De materiaal factoren Y mi en Ym2 worden beide op 1,0 gesteld.
Voorwaarde hierbij is wel dat de zetti ngen gedurende de uitvoeringsperiode worden
geobserveerd door middel van zakbaken, zodat het mogelijk is de in de ontwerpfase berekende overhoogte gedu rende de uitvoeringsfase bij te stellen. Aan de berekening van zettingen wordt aandacht besteed in hoofdstu k 8, en in dee! 1, par. 8.3.2.
Wat betreft de zettingen kan onderscheid worden gemaa kt tussen pri maire zettingen en seculaire zettingen. Wat het laatste betreft: in veel gevallen blijkt de kruin van de water
kering in het benedenrivierengebied ook zonder verzwaring te zakken tot 3 a 5 mm per
jaa r. Deze seculaire kruipeffecten moeten in de overhoogte worden verdisconteerd. Voor het benedenrivierengebied wordt aanbevolen de aldus berekende uiteindelijke zettingen, vermeerderd met de klink van het ophoogmateriaal, aan te houden als over hoogte (par. 8.2).