Zoeken in deze site

Vaststelling van dijktafelhoogte en aanleghoogte - Kruinhoogte

    1. De dijktafel hoogte wordt voor wat betreft het aandeel van waterstand, golfoploop en

      -overslag vastgesteld aan de hand van de berekeningen in par. 6.3.

      Bij deze berekeningen dient overigens wel aandacht te worden geschonken aan de ver­ hoging van de waterstand door morfologische ontwikkelingen, die door de rivier- beheerder zullen worden verwerkt in toekomstige aanpassi ngen van het ontwerppeil, en aan de zeespiegel rijzing (par. 6.1).

      De toelagen voor lokale windopzet, buistoten en bui-oscillaties worden bepaald aan de hand van par. 5.4 en i n de berekeningen, besproken in par. 6.3, meegenomen.

      Tenslotte is er steeds een minimale waakhoogte vereist: het aanlegniveau dient een overhoogte te hebben ten opzichte van de dijktafelhoogte ter compensatie van de ver­ wachte zetting van de ondergrond en van klink van het dijkmateriaal.

      69

      1. Overhoogte voor klink en zetting van de ondergrond

        Gezien de altijd hoge initiele kosten van een dijkverhogi ng verdient het aanbeveling de overhoogte zo rui m te nemen, dat binnen 50jaar na aanleg geen verhogingen nodig zul­ len zijn als gevolg van zettingen en klink. Als in of onder de dijk kostbare ku nstwerken aanwezig zijn, zoals sluizen en tunnels, wordt zelfs aanbevolen met een langere onder­ houdstermijn rekening te houden.

        De overhoogte moet worden aangebracht boven de dijktafelhoogte. De kruindal ing van een dijkvak zal niet als gemiddelde bekend moeten zijn, maar als maximaal bed rag van een aantal pu nten, omdat geen enkel punt beneden de dijktafel hoogte mag dalen. Daarom zou in princi pe moeten worden gerekend met de karakteristieke waarden voor de samendru kkingscoefficient (dee! 1, par. 9.7), en de bijbehorende materiaalfactoren (par. 7.5).

        Echter, daar het in situaties met een kritische stabiliteit gedurende de uitvoering, of met nabij gelegen bebouwing, ongewenst kan zijn om hoger dan noodzakelijk te ont­ we rpen, wordt voor die situaties een enigzi ns afwijkende methodiek aanbevolen.

        Bij zettingsberekeningen in de ontwerpfase worden de rekenkundig bepaalde gemid­ delde samendrukkingsconstanten opgevat als karakteristieke waarden. De materiaal­ factoren Y mi en Ym2 worden beide op 1,0 gesteld.

        Voorwaarde hierbij is wel dat de zetti ngen gedurende de uitvoeringsperiode worden

        geobserveerd door middel van zakbaken, zodat het mogelijk is de in de ontwerpfase berekende overhoogte gedu rende de uitvoeringsfase bij te stellen. Aan de berekening van zettingen wordt aandacht besteed in hoofdstu k 8, en in dee! 1, par. 8.3.2.

        Wat betreft de zettingen kan onderscheid worden gemaa kt tussen pri maire zettingen en seculaire zettingen. Wat het laatste betreft: in veel gevallen blijkt de kruin van de water­

        kering in het benedenrivierengebied ook zonder verzwaring te zakken tot 3 a 5 mm per

        jaa r. Deze seculaire kruipeffecten moeten in de overhoogte worden verdisconteerd. Voor het benedenrivierengebied wordt aanbevolen de aldus berekende uiteindelijke zettingen, vermeerderd met de klink van het ophoogmateriaal, aan te houden als over­ hoogte (par. 8.2).

      2. Aanleghoogte

De aanleghoogte van een dijk is de hoogte van de kruin van de dijk onmiddellijk na het gereedkomen van een dijkverbetering. De aanleghoogte wordt bepaald door bij de dijk­ tafelhoogte de kruindaling op te tellen die wordt verwacht in de periode tot een volgend herstel. Deze k ruindal ing volgt uit de kl ink en zetting die op grond van grondmecha­ nische berekeni ngen zijn bepaald (par. 8.1). De gedurende de bouwfase te verwachten zetting moet hierop in mindering worden gebracht. Aanbevolen wordt - voor zover de con­ structie van de dijk het toelaat - de zetting vast te stellen voor een planperiode van 50jaar. De maximale daling van een aantal punten moet hierbij worden aangehouden. Tevens wordt aanbevolen eens per 5 a 10jaar een controle-waterpassing van de kruin uit te voeren.

Bron

Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken Deel 2 - Benedenrivierengebied (L2)

Hoofdstuk
Kruinhoogte
Auteur
Andringa R.J., P.W. Roest, R.J. Cirkel, J. Dekker, G.J. Flórián, K. de Graaf, J.H. Pool, J.J.W. Seijffert, R.J. Termaat, A. van Urk, J.G. Westerhoven
Organisatie auteur
Heidemij Adviesbureau, Rijkswaterstaat, Grondmechanica Delft, Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, Grontmij, Provincie Zuid-Holland
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
September 1989
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.