Zoeken in deze site

Overhoogte bij afwerking - Uitvoering

Overhoogte bij afwerking

De hoogte van de kruin van de dijk en eventueel van bermen, dient tenminste gelijk te zijn aan de ontwerphoogte vermeerderd met de zettingen die binnen de planperiode kunnen optreden. In het algemeen zullen zettingsberekeningen worden uitgevoerd om de zettingen in te schatten. De resultaten van deze berekeningen kunnen worden bijgesteld aan de hand van metingen. Hiertoe worden zakbaken geplaatst, die regelmatig worden ingemeten. Door extrapolatie van de metingen kan een prognose voor de zetting worden verkregen. Hierbij dient, indien van toepassing, rekening gehouden te worden met het feit dat de metingen zijn gedaan terwijl de ophoging nog niet volledig was aangebracht. Hoewel van het grootste belang, is de juiste hoogte van de kruin niet de enige randvoorwaarde voor het opleveringsprofiel. Het zal immers duidelijk zijn dat het op te leveren profiel zowel in dwars- als in lengterichting goed moet ogen. Een complicerende factor is dat bij toepassing van zand in de kern en de klei als afdeklaag ernaar wordt gestreefd de overhoogte zoveel mogelijk in het goedkope zand aan te brengen, en niet in de klei. Dit betekent dat reeds bij het profileren van het zand een goede prognose van de zettingen bekend moet zijn. Zo niet, dan moet ofwel aangebracht zand weer worden verwijderd, ofwel het tekort aan overhoogte in klei worden aangebracht. Een goed samenspel tussen directie en grondmechanisch adviseur is in deze onontbeerlijk.

Ook voor de zettingsprognose geldt dat bij spuitwerk in sommige gevallen minder nauwkeurig kan worden voorspeld. Vanwege het hoge tempo zal het zettingsproces in het algemeen ten tijde van de prognose minder goed op gang zijn gekomen. Bovendien komt de configuratie van het dwarsprofiel direct na het spuiten slecht overeen met het uiteindelijk te realiseren dwarsprofiel.

Van belang voor de prognose is nog dat inzicht bestaat in de waterstand in het stort. Hiertoe wordt de wand van de zakbaken aan de onderzijde van perforaties voorzien zodat ze tevens als open peilbuis kunnen fungeren.

Een prognose op basis van metingen kan alleen worden gegeven indien de meetreeks voldoende lang is. Dit houdt in dat een prognose niet kan worden gegeven kort nadat de laatste ophoging is aangebracht. Meestal is het toch raadzaam om de dijk niet af te werken direct nadat de laatste ophoging is aangebracht. De restzettingen zijn dan immers nog relatief hoog en verlopen snel, waardoor schade aan een harde afwerkingslaag, zoals een steenzetting of een asfaltverharding kan ontstaan. In sommige gevallen wordt hierom een seizoen gewacht met het afwerken van de dijk. In de tussentijd zal veelal een tijdelijk afwerking aangebracht moeten worden.

Indien vertikale drainage is toegepast, kan bij de zettingsprognose een complicatie optreden door het afwijkende consolidatiegedrag. Een deskundige interpretatie van zettingsmetingen en waterspanningsmetingen is in dit geval zeker op zijn plaats.

In de praktijk blijkt de verrekenmethode voor de bouwstoffen eveneens van invloed te zijn op de gerealiseerde ophoging, in verband met de economische motieven van de aannemer.

Bron

Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies (P-DWW-2001-045)

Hoofdstuk
Uitvoering
Auteur
Asperen L. van, E.O.F. Calle, J.R. Deutekom, E. van Hijum, G.J.C.M Hoffmans, R.H.J. Kremer, B.A.N. Koehorst, M.T. van der Meer, J. Niemeijer, M.A. Van
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau B.V., Arcadis Heidemij Advies B.V., Grontmij, Ingenieursbureau Amsterdam en Infram.
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
Juni 2011
PDF

Inhoudsopgave

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.