De geometrie van de onderlaag is vaak wigvormig, zodat op plaatsen waar relatief frequent en langdurig belasting aanwezig is, een grotere weerstand tegen infiltratie en erosie aanwezig is (zie figuur).
Klei van de categorie 2 is in het algemeen voldoende waterdicht, maar om hiervan zeker te zijn wordt een minimum lutumgehalte van 20% aanbevolen. Om structuurvorming tegen te gaan wordt een lutumgehalte van maximaal 35% aanbevolen. In klei van de categorie 2
met een lutumgehalte van 20-35% kan zich een erosiebestendige grasmat ontwikkelen; dit vergt echter het nodige van het beheer.
Op grond van het voorgaande is de ontwerpregel voor een deklaag bij rivierdijken als volgt:
Bij golfhoogte Hs≤ 0,75 m
-
Onderlaag:
-
klei van de categorie 2 met een lutumgehalte van 20-35%;
-
dikte bij de teen van het buitentalud: 2,0 m loodrecht op het talud;
-
dikte bij de buitenkruinlijn: 0,8 m loodrecht op het talud;
-
Toplaag:
-
klei van de categorie 2 met een lutumgehalte van 20-35%;
-
dikte van circa 0,3 m.
Bij golfhoogte 0,75 m < Hs< 1,5 m
-
Onderlaag:
-
klei van de categorie 2 met een lutumgehalte van 20-35%;
-
dikte bij de teen van het buitentalud: 2,0 m loodrecht op het talud;
-
dikte bij de buitenkruinlijn: 1,2 m loodrecht op het talud;
-
Toplaag:
-
klei van de categorie 2 met een lutumgehalte van 20-35%;
-
op de kleilaag wordt een deklaag aangebracht met een dikte van circa 0,3 m.