Zoeken in deze site

Inleiding - Grondmechanisch en geo-hydrologisch onderzoek

V:Qor een betrouwbare schatting van de sterkte van een dijk is het noodzakelijk de op­ bouw, samenstelling en eigenschappen van de grond in, onder en naast de dijk door middel van grondonderzoek vast te stellen.

Bij een dtjk ofdijkring zal de sterkte van de opeenvolgende dijkvakken verschillen: zo-

. wel de grondslag als het dijklichaam vertonen in langsrichting kwaliteitsverschillen_ Ook bij een zeer uitgebreid grondonderzoek is de kans dat de zwakste plek wordt gevoriden nog betrekkelijk klein. Bij de interpretatie van de resulta!en van het grondonderzoek, dat verdeeld over de lengte van de dijk is uitgevoerd, zal daar rekening mee moeten worden gehouden.

Vanzelfsprekend moet worden uitgegaan van fysisch mogelijke bezwijkvormen. De bel,angrijkste beiwijkvormen, stabiliteitsverlies van het buiten- en binnentalud en onderloopsheid, zijn georienteerd in de richting loodrecht op de lengte.as van de dijk. Fysisch kan evenwichtsverlies van een talud echter niet optreden in een gei soleerde doqrsnede ofsmalle schijfvan de dijk. Er zal altijd sprake zijn vaneen zekere lengte. Dit houdt in dat een zeer lokale zwakke plek niet bepalend is voor de stabiliteit, we! echter de gemiddelde omstandigheden over een zeker traject in len_gte- en dwars­ richting van de dijk. Over het algemeen blijkt zo'n traject tenminste enkele tientallen meters Jang te zijn.

Bij onderloopsheid is dit anders: het begin van dit proces wordt beheerst door zeer loka­ le omstandigheden. Ten gevolge van een plaatselijke perforatie ofafwezigheid van de afdekkende kleilaag binnendijks kan de grondwaterstroming zich zozeer concentreren dat een zandmeevoerende wel ontstaat, die de dijk door een terugschrijdend erosieproces kan ondermijnen.

Het grondonderzoek zal dus gericht moeten zijn op:

  1. vaststelling van trajecten die uit een oogpunt van stabiliteitsverlies een gelijke sche­ matisering van grondlagen vertonen;

  2. bepaling van de eigenschappen van de verschillende grondlagen en de mogelijke variaties daarvan ter plaatse van maatgevende trajecten.

Voor het onder a. genoemde aspect komen onderzoeksmethoden in aanmerking waar­ mee op snelle wijze een betrouwbaar en zo mogelijk een continu beeld wordt verkre-

,

65

gen van het verloop in Jigging en dikte van de verschillende grondlagen onder en in de dijk.

Een zeer globaal beeld kan al worden verkregen door bestudering van geologische en

bodernkundige kaarten. Dit bee Id kan vervolgens in belangrij ke mate word en verbeterd door geo-fysisch onderzoek.

Een geschikte methode is de zogenaamde geo-elektrische verkenning.

Het is in hct algemeen nodig om het daarmee verkregen beeld van de grondopbouw aan te vulk n met boringen en sonderingen. Zowel de boringen als de sonderingen geven een betrouwbaar beeld van de bodemopbouw ter plaatse: de Jigging en de dikte van de verschillende grondlagen wordt vastgesteld, en er wordt een indruk verkregen van de kwaliteit van die lagen. Door de combinatie van geo-elektrisch onderzoek, son­ deringen en boringen is het in het algemeen mogelijk kenmerkende trajecten van de dijk met een redelijke mate van betrouwbaarheid vast te stellen.

Voor het onder b. vermelde aspect moet de maaswijdte van het grondonderzoek in de maatgevende trajecten van de dijk zowel in langs- als in dwarsrichting worden verfijnd. Voor de analyse van de stabiliteit van een talud moet het grondonderzoek in eerste instantie gegevens opleveren over de schuifweerstandseigenschappen van de grond, en de spreiding ervan. Deze eigenschappen worden over het algemeen bepaald door middel van laboratoriumproeven op ongeroerde monsters uit de verschillende grondlagen, die bij boringen worden genomen. Een globale indicatie van de schuif­ weerstandseigenschappen wordt ook verkregen uit de resultaten van terreinproeven zoals sonderingen en vinproeven.

Bij de stabiliteitsanalyse spelen ook de waterspanningen in dijk en ondergrond een be­ langrijke rol. Naast geometrische en hydrologische randvoorwaarden dienen voor de bepaling daarvan de doorlatendheidscoefficient en eventueel de consolidatiecoeffi­ cient van de verschillende grondlagen bekend te zijn. Die kunnen worden bepaald uit laboratoriumproeven op ongeroerde monsters, of uit terreinonderzoek.

In de hierna volgende paragrafen worden de verschillende aspecten van het grond­

onderzoek kort besproken.

Bron

Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken Deel 1 - Bovenrivierengebied (L1)

Hoofdstuk
Grondmechanisch en geo-hydrologisch onderzoek
Auteur
Cirkel R.J.
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
September 1985
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.