Door de Commissie Boertien is in navolging van Leidraad 1 gewezen op de mogelijkheid om bij het beoordelen van bestaande bebouwing en bomen gebruik te maken van wat in Leidraad 1 wordt genoemd het theoretisch profiel.
Dit begrip dat in de Leidraad niet is gedefinieerd wordt door Boertien als volgt gedefinieerd:
Een denkbeeldig minimum profiel van gedefinieerde afmetingen dat binnen het werkelijk aanwezige profiel moet passen. Dit profiel mag niet door vreemde elementen worden doorsneden en moet op zichzelf de waterkerende functie kunnen vervullen.
Door de Commissie Boertien wordt aanbevolen de filosofie met betrekking tot dit profiel nader uit te werken en bij de beoordeling van bestaande bebouwing en bomen te betrekken.
Aan het toelaten van nieuwbouw op of in het dijklichaam wordt door de Commissie geen aandacht besteed.
Begripsbepalingen
Over het begrip theoretisch profiel bestaat veel spraakverwarring. Bij navraag worden veelal verschillende definities gegeven. In de bestaande praktijk blijkt het begrip theoretisch profiel onder verschillende benamingen en ten behoeve van verschillende doelen te worden gebruikt. Buiten dat worden in het kader van het ontwerpen en beheren van dijken ook andere min of meer gedefinieerde profielen gehanteerd.
Om tot eenduidigheid in benamingen te komen wordt eerst een opsomming gegeven van begrippen en benamingen zoals deze bij voorkeur gebruikt zouden moeten worden. Daarna wordt de filosofie met betrekking tot het beoordelingsprofiel nader uitgewerkt.
Reeds vooraf wordt opgemerkt dat het gewenst is de benaming theoretisch profiel zoals door de Commissie gebruikt te vervangen door de benaming beoordelingsprofiel. Om verdere verwarring te voorkomen zal het begrip theoretisch profiel niet meer worden gebruikt.
Tevens wordt opgemerkt dat het bij de uitwerking noodzakelijk bleek de door de Commissie geformuleerde definitie enigszins bij te stellen.
Leggerprofiel
Het leggerprofiel wordt vastgesteld op basis van ontwerpberekeningen. Het is het profiel dat theoretisch, met inachtname van eventuele andere functies nodig is om de ontwerpwaterstand te keren. Het feit dat de waterkering vaak bijvoorbeeld de functie van verkeersdrager heeft, betekent dat het profiel dat wordt ontworpen een andere omvang heeft dan alleen vanuit waterkeringsoogpunt noodzakelijk zou zijn. Dit heeft consequenties voor het beheer (zie verder paragraaf beheersprofiel).
Opgemerkt zij nog dat buiten het leggerprofiel een zone aanwezig is die noodzakelijk is voor de instandhouding van het leggerprofiel (zie verder paragraaf invloedszone. In de legger zijn, behalve het leggerprofiel, ook alle overige begrenzingen van het keurgebied aangegeven.
Figuur 1. Voorbeeld leggerprofiel (= ontwerpprofiel).
Beheersprofiel
Het beheersprofiel wordt gehanteerd ten behoeve van het beheer. Het beheersprofiel is bijna altijd gelijk aan het aanwezige profiel. Dat wil dus zeggen: het beheersprofiel heeft minimaal dezelfde afmetingen als het leggerprofiel. Een profiel dat vanwege andere functies ruimer is dan uit waterkeringsoogpunt noodzakelijk, wordt dan ook als zodanig beheerd. Vanwege bijvoorbeeld overhoogte kan het beheersprofiel ruimer zijn dan het leggerprofiel. Ook moet om het leggerprofiel in stand te houden een zone buiten het leggerprofiel worden beheerd (zie verder paragraaf invloedszone). Indien het beheersprofiel lager/kleiner wordt dan het leggerprofiel moet aanpassing plaatsvinden.
Keurzone
Voor een goed functioneren van de waterkering kan niet worden volstaan met beheer van het dijklichaam als zodanig. Via de keur wordt door het Waterschap in een breder gebied zeggenschap verkregen.
In deze keurzone worden onderscheiden:
de kernzone (vroeger waterkeringszone geheten)
de beschermingszone
de buitenbeschermingszone.
De kernzone is het gebied met het strengste gebodsregime. De buitenbeschermingszone is het gebied met het minste strenge gebodsregime.
In het kader van keur worden tevens de begrippen invloedszone en profiel van vrije ruimte (of herbouwprofiel) gehanteerd.
Invloedszone
Voor de goede werking van de waterkering is niet alleen het dijklichaam (waterkeringszone) als zodanig van belang maar ook de gronden ter weerszijden van het grondlichaam. Deze gronden waarborgen de stabiliteit van het dijklichaam; gronden en dijklichaam gezamenlijk vormen aldus de eigenlijke constructie waterkering. In dit verband moet bijvoorbeeld gedacht worden aan:
de aanwezigheid en de continuïteit van een afdekkend pakket en de ligging van het intreepunt in het watervoerend pakket buitendijks
de aanwezigheid, de dikte en de volumieke massa van het afdekkend pakket aan de binnenzijde van de dijk in relatie tot de grootte van de waterspanningen die onder maatgevende omstandigheden in het watervoerende pakket kunnen optreden.
De gronden die een daadwerkelijke bijdrage aan de stabiliteit leveren, worden gedefinieerd als de invloedszone.
Keurgrenzen
De breedte van de invloedszone is met name afhankelijk van de bodemgesteldheid bij de primaire waterkering en derhalve - soms sterk - variabel. Met name ten behoeve van de duidelijkheid naar de burger is het echter wenselijk dat een zoveel mogelijk vaste keurbegrenzing ten opzichte van de primaire waterkering wordt gehanteerd (minimaal de omhullende van de invloedszone). Voor de breedte van de buitenbeschermingszone geldt geen vaste maat, de breedte wordt meestal lokaal vastgesteld. Op deze wijze ontstaat een situatie als in figuur 3 aangegeven.
Profiel van vrije ruimte c.q. herbouwprofiel
Met dit profiel kan de beheerder aangeven welke ruimte door een toekomstige dijkverzwaring binnen een aan te geven planperiode van bijvoorbeeld 50 jaar, in beslag zal worden genomen. Het profiel van vrije ruimte is, evenals de invloedszone, een toetsingskader van de beheerder bij het verlenen van vergunningen. De beheerder kan zo aan de hand van het aangeven van het profiel van vrije ruimte een op de toekomst gericht beleid voor een primaire waterkering ontwikkelen, waarbij ruimtelijke reserveringen of voorwaarden van belang voor toekomstige dijkverzwaringen mogelijk worden. In dit beleid wordt er dus rekening mee gehouden dat toekomstige dijkversterkingen nog mogelijk moeten zijn zonder dat tot amovering van nieuwbouw etcetera moet worden overgegaan.