Afvoer
Maatgevende afvoer
De commissie WB21 heeft het effect op de rivierafvoer van Rijn en Maas bij de drie klimaat- scenario’s voor de veiligheidsnorm van 1/1250 ingeschat zoals weergegeven in Tabel 9.5.
Tabel 9.5 Extreme afvoeren WB21 scenario’s: 1/1250 rivierafvoer in het jaar 2100
Uitgangspunt voor de langetermijnvisies van PKB Ruimte voor de Rivier en IVM 2 is het middenscenario van WB21. De gebruikte afvoeren zijn afgerond, voor de Rijn bij Lobith wordt in 2100 rekening gehouden met een afvoer van 18.000 m3/s en voor de Maas bij Borgharen met 4.600 m3/s.
Door De Wit et al. (2007) is een inschatting gemaakt van de gevolgen van de KNMI 2006 scenario’s voor de 1/1250 afvoeren van Rijn en Maas (zie Tabel 9.6). De redenering die hierbij gevolgd is dat de procentuele toename in extreme afvoer gelijk is aan de procentuele toename van de 10 daagse neerslagsommen die eenmaal in de tien jaar worden overschre- den.
Tabel 9.6 Extreme afvoeren KNMI 2006 scenario’s: 1/1250 rivierafvoer in het jaar 2050 en 2100
Voor de Rijn en de Maas wordt ervan uitgegaan dat de rivieren niet onbeperkt in staat zijn de extreme afvoeren te verwerken. Door bovenstroomse overstromingen geldt er een zoge- naamd fysisch maximum. Voor de Rijn bij Lobith is in de Niederrhein studie (Lammersen, 2004) vastgesteld dat het fysisch maximum op dit moment 15.500 m3/s bedraagt. Daarbij is aangegeven dat de onzekerheid ±500 m3/s is.
Wat de fysische maxima in de toekomst zullen zijn is moeilijk aan te geven. Het hangt sterk af van de maatregelen die de bovenstrooms gelegen landen zullen nemen om de klimaat- verandering op te vangen.
Er is echter breed draagvlak voor het idee dat de uitgangspunten die voor de PKB Ruimte voor de Rivier en IVM 2 zijn gehanteerd respectievelijk. 18.000 m3/s en 4.600 m3/s, in relatie met de fysische maxima en de waarden in Tabel 9.6, robuuste getallen zijn. Daarom wordt met de waarden zoals genoemd in Tabel 9.7 rekening gehouden.
Tabel 9.7 Aanbevolen 1/1250 rivierafvoeren 2050 en 2100
Voor de Maaskades zijn de afvoeren bij een overschrijdingsfrequentie van 1/250 jaar van belang. De prognose voor de situatie op lange termijn (2100) is 3.950 m3/s bij Borgharen (RWS, 2006).
Voor de Overijsselse Vecht is de huidige maatgevende afvoer (TMR 2006) vastgesteld op 550 m3/s (Beijk, 2007).
Voor de Overijsselse Vecht zijn verkennende analyses uitgevoerd voor de relatieve afvoer- toename bij klimaatverandering. In Termes (2001) wordt op basis van verschillende stu- dies rekening gehouden met een afvoertoename bij Vechterweerd. Deze staat vermeld in Tabel 9.8
Tabel 9.8 Globale toename afvoer Overijsselse Vecht
De getallen hebben nog een indicatief karakter. De toename van de afvoer zal worden beperkt door de fysische maxima en de maatregelen die worden genomen in het kader van Nationaal Bestuursakkoord Water. Hierin is afgesproken dat de waterbeheerders zich ver- plichten de gevolgen van klimaatverandering voor het regionale systeem primair binnen het regionale systeem op te lossen. Voor de KNMI 2006 scenario’s zijn geen getallen beschik- baar.