Probabilistische aanpak (1)
Het onderzoek in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw heeft onder meer opgeleverd dat de mate van duinafslag van een relatief groot aantal parameters afhangt. Het gaat daarbij om een veel groter aantal parameters dan alleen de maximale waterstand. De Wet op de waterkering 1996 (Wow; na aanvaarding van de wet hebben er tekstaanpassingen plaatsgevonden; thans tekst d.d. 09-07- 2006) noemt slechts expliciet de overschrijdingsfrequentie van de waterstand als ontwerpparameter waaraan een ‘veilige’ waterkering dient te voldoen (art. 3.1).
Van de overige afslagbepalende parameters stelt de Wow dat die bij ministeriële regeling steeds voor een periode van vijf jaar worden vastgesteld (art. 4; vergelijk ook de zogenaamde randvoorwaardenboeken).
Bij de in de Wow bedoelde overschrijdingsfrequentie behoort een maximale waterstand. Deze waterstand wordt ook wel het ontwerppeil genoemd. Voor enkele dijkringgebieden in Nederland is het ontwerppeil gelijk aan het basispeil; het basispeil in een gegeven locatie heeft per definitie een overschrijdingskans van 10-4per jaar.
Van de 13 dijkringgebieden die aan zee grenzen en waarbij duinen als waterkering voorkomen, is het ontwerppeil slechts in dijkringgebied 13 (groot deel van Noord- Holland) en 14 (groot deel van Zuid-Holland) gelijk aan het basispeil. Van de 11 andere dijkringgebieden is het ontwerppeil dus iets lager dan het basispeil. Opgemerkt wordt dat het inwonertal van de dijkringgebieden 13 en 14 wel veel groter is dan dat van de andere 11 dijkringgebieden.
Bij een groot aantal proces-bepalende parameters verdient het aanbeveling voor een probabilistische aanpak van de beoordeling van het mogelijke ‘veiligheids- probleem‘ van duinen te kiezen. Daarvoor is indertijd bij het opstellen van de TAW Leidraad Duinafslag 1984 dan ook gekozen.
Bij een probabilistische aanpak behoort er (vooraf) expliciet te worden vastgesteld welke bezwijkkans er behoort bij een nog juist ‘veilige’ duinwaterkering. De Delta- commissie heeft indertijd de overschrijdingsfrequenties van de ontwerppeilen vastgesteld; die overschrijdingsfrequenties zijn in principe overgenomen in de Wow.
De Deltacommissie heeft indertijd echter nadrukkelijk gesteld dat bij waterstanden waarbij het ontwerppeil wordt bereikt ‘nog volledige veiligheid’ tegen het bezwijken van de waterkering aanwezig dient te zijn. Mede daardoor is het duidelijk dat de voor een probabilistische aanpak benodigde bezwijkkans van duinen niet gelijk kan zijn aan de in de Wow vastgelegde overschrijdingsfrequentie van de waterstand (het ontwerppeil was en is geen ramppeil).
Bij het opstellen van de TAW Leidraad 1984 is indertijd uitgegaan van een bezwijk- kans die een factor 10 kleiner is dan de overschrijdingsfrequentie van het ontwerp- peil.
Hoe de genoemde factor 10 is bepaald, is beschreven in de TAW Leidraad Duinafslag 1984 en in onder meer de TAW Leidraad Zandige Kust (2002).
Voor de dijkringgebieden 13 en 14 (=Noord-Holland en =Zuid-Holland) betekent dit uitgangspunt dat een duinwaterkering die nog juist aan de eisen voldoet (een juist ‘veilig’ duin) een kans van 10-5 per jaar heeft om toch nog door te breken en aanleiding zal geven tot het onderlopen van (een deel van) het dijkringgebied. Voor andere aan de zee grenzende dijkringgebieden dan de gebieden 13 en 14 gelden dus enigszins andere (grotere) bezwijkkansen per jaar voor de duinwaterkeringen.
Het verdient aanbeveling om als er over ‘veilige’ duinen (dus over duinen die voldoen aan de in de Wow gestelde eisen) wordt gesproken en geschreven, uitsluitend de bijbehorende bezwijkkansen te noemen en te vermelden.