Toetsen van instabiliteitkans
Zoals eerder betoogd zijn door de TAW/ENW nog geen toetscriteria ten aanzien van de kansen op geotechnisch bezwijken van primaire waterkeringen expliciet vastgesteld. Inmiddels is er wel een praktijk gegroeid.
Voor het afleiden van stabiliteitscriteria (schadefactoren) voor de ‘Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken, deel 2 – benedenrivierengebied’ [4]1is als referentie, uitgegaan van een maximale kans op een doorbraak door instabiliteit van de dijken rond een dijkringgebied bij waterstanden gelijk of lager dan de maatgevende waterstand van 10% van de kans dat de maatgevende waterstand overschreden wordt. Die kans geldt voor alle dijken rond het dijkringgebied samen. Bij de toetsing op veiligheid van slechts één dijkvak ligt het verder in de rede om de toelaatbare instabiliteitskans voor het vak afhankelijk te stellen van de verhouding tussen de lengte van het vak en de lengte van dat deel van de waterkering waarvoor door- braak als gevolg van instabiliteit een potentiële bedreiging is.
Tijdens studies in het kader van de TAW-Marsroute en de vervolgstudies is enig inzicht verkregen in de grootte van kansen door geotechnisch bezwijken die rede- lijkerwijs acceptabel zouden moeten worden geacht. Er is redelijke consensus over dat de bijdragen aan de kans op overstroming van een beschermd gebied als gevolg van een geotechnisch bezwijkmechanisme in de orde van 1/100 à 1/10 van de overschrijdingskans (per jaar) van het ontwerppeil (Maatgevende Hoog- waterstand bij rivieren) acceptabel moeten zijn. Maar vooralsnog is dat niet hard vastgelegd, genoemde kansen moeten worden opgevat als indicatief en hebben geen formele status.
In de ‘Leidraad Kunstwerken’ [41] wordt het criterium voor de toelaatbare kans op constructief bezwijken (bij waterstanden lager dan het toetspeil) ook gekoppeld aan de gebiedsnorm. Voor een zelfstandig waterkerend kunstwerk geldt dat de toelaatbare kans op bezwijken kleiner moet zijn dan 1/100 van de gebiedsnorm. Hoewel niet expliciet uitgesproken ligt hier een dijkvakachtige filosofie aan ten grondslag.
Concluderend kan gesteld worden dat, strikt formeel gesproken, er (nog) geen expliciete voorschriften bestaan ten aanzien van toelaatbare kansen op instabiliteit van dijken, maar dat er in de praktijk voldoende referentie bestaat. In specifieke gevallen zal men in overleg met belanghebbenden doorgaans tot een verant- woorde eis kunnen komen.
1 De afgeleide schadefactoren zijn overgenomen in het ‘Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies’ [29]