In Nederland moet rekening gehouden worden met het optreden van een lichte tot middelzware aardbeving tenminste eenmaal in de 30 tot 100 jaar. Op de schaal van Richter hebben lichte bevingen een magnitude 4 tot 5 en middelzware bevingen een magnitude 5 tot
6. Het deel van Nederland waar rekening gehouden moet worden met het optreden van een middelzware aardbeving betreft allereerst het gebied rond de Peelrandbreuk, d.w.z. heel Limburg, Oost-Noord-Brabant en Gelderland. Zie verder [Crook 1996] en de website van het KNMI.
Anders dan trillingen door heiwerkzaamheden of de activiteiten van een zuiger, treedt de belasting door een aardbeving tegelijkertijd over het hele grondlichaam op. Hierdoor zal de trilling als gevolg van een middelzware aardbeving significant zwaarder zijn dan de hei- of zuigerwerkzaamheden. De invloed ervan kan expliciet in rekening te worden gebracht bij een gedetailleerde analyse en of geavanceerde toetsing door de kans van de aardbeving te beschouwen als de kans van initiatie.
Een aardbeving kan een verwekingsvloeiing in drie opzichten bevorderen:
-
veroorzaken van een wateroverspanning in alle zand- en siltpakketten als gevolg van de cyclische schuifspanningsbelasting
-
een horizontale versnelling die de stabiliteit doet verminderen
-
als inleidend mechanisme.
De eerste twee bijdragen dienen expliciet te worden gekwantificeerd. De eerste bijdrage kan worden gekwantificeerd door een representatief aantal cycli vast te stellen, een representatieve horizontale versnelling te bepalen, daaruit de relatieve schuifspanning op elke diepte te berekenen en vervolgens de wateroverspanning als functie van de relatieve dichtheid te bepalen op grond van in de literatuur gegeven relaties. Zie bijvoorbeeld [Youd et al. 2001] of [Ishihara 1993] of [Been et al. 1986]. Deze wateroverspanning zorgt voor een wijziging in de korrelspanningsverdeling voorafgaand aan eventuele verweking en is daarom relevant voor de bepaling van de omvang van het metastabiele gebied. De wateroverspanning in de niet-metastabiele delen moet meegenomen worden bij de vraag of het hele talud metastabiel kan worden.
De tweede bijdrage kan worden gekwantificeerd door de horizontale piekversnelling als belasting aan te brengen bij de beoordeling van de instabiliteit van het hele talud ten gevolge van verweking.