Inventarisatie gegevens
In dit hoofdstuk zijn de benodigde gegevens weergegeven voor de uitvoering van een geavanceerde onderzoek met betrekking tot de bewezen sterkte.
Algemeen
Nagegaan is of er gedurende de uitvoering of gedurende extreme waterstanden zodanige belastingen probleemloos zijn weerstaan, dat daaraan de conclusie mag worden verbonden, dat locaal van betere eigenschappen sprake moet zijn, dan op grond van statistische analyse van het huidig beschikbare grondonderzoek kan worden verondersteld.
Historische buitenwaterstanden
Het verloop van de waterstand te Hellevoetsluis van 31 januari tot 2 februari 1953 is ontleend aan metingen van de opgetreden waterstand en het hieruit geconstru-eerde waterstandsverloop. Deze gegevens zijn afkomstig uit verslagen over de stormvloed van 1953 en zijn door het Waterschap beschikbaar gesteld. De opge-treden waterstand in 1953 (NAP +4,10 m) ligt aanzienlijk hoger dan het huidige MHW (NAP +2,55 m). Een groot aantal polders ten Zuidoosten van het Kanaal door Voorne’ zijn destijds geïnundeerd. De Vestingwal heeft stand gehouden. Door de Brielse Poort echter is het nodige buitenwater naar binnen gekomen omdat de keermuren en opkistingen op 1 februari omstreeks 2:15 uur overspoel-den. Het overgestorte water stoomde via de Brielse Poort, waarin de schotbalken niet waren gesteld, in de vestinggracht. Hierdoor is het peil in de Vestinggracht hoger geworden Uit onderzoek uitgevoerd door het Waterschap volgt dat het waterpeil in de Vestinggracht destijds NAP -0,50 m à NAP -0,76 m moet zijn geweest. Hoewel de historische belasting aanzienlijk hoger is geweest dan de belasting bij MHW, moet opgemerkt worden dat de tijdsduur van het huidige MHW ongunstiger is dan van de opgetreden waterstanden.
Het Waterschap heeft aangegeven dat de gegevens over de belasting in 1953 zeer betrouwbaar zijn. De opgetreden waterstanden zijn door peilwaarnemers gemeten en zullen hooguit enkele centimeters kunnen afwijken van de werkelijk-heid. Verder zijn waterstanden betrokken uit de 10-jaarlijkse overzichten van RWS waarvan de betrouwbaarheid eveneens hoog mag worden verondersteld.
Neerslag
Uit het detailonderzoek volgde reeds dat de maatgevende situatie voor de macro-stabiliteit van het binnentalud niet altijd alleen wordt bepaald door hoge buitenwater-standen. In een aantal gevallen bleek de situatie tijdens extreme neerslag maat-gevend. Deze situatie behoefde formeel (conform de destijds vigerende LTV 1999 [23]) niet te worden beschouwd, maar, in overleg met de Provincie Zuid Holland is besloten de situatie tijdens extreme neerslag mee te nemen in de toetsing. In relatie met de bewezen sterkte is het neerslageffect op de grondwaterstand in de dijk tijdens de historische belasting een belangrijk gegeven. In verband hiermee is de neerslagsituatie in 1953 geanalyseerd.
Dwarsprofiel van destijds
Volgens informatie van het Waterschap is het profiel van de kering de laatste 200 jaar niet aan verandering onderhevig geweest.
Waarnemingen over het gedrag destijds bij die extreme belastingen
Uit gegevens van het Waterschap en gesprekken met technische medewerkers bleek dat:
- tijdens de opgetreden hoogwaters geen wellen ter plaatse van de Vestinggracht zijn geconstateerd.
- Waarnemingen over het gedrag tijdens de storm in 1953 goed zijn gedocumen-teerd. Hierin zijn ook gegevens opgenomen over het opknappen van de dijk.
- Waarnemingen over het gedrag tijdens de hoge waters ná 1953 in een logboek van het Waterschap tijdens dijkbewaking zijn opgenomen. Hieruit volgt dat geen noemenswaardige feiten zijn geconstateerd die wijzen op defecten aan de waterkering. Het Waterschap heeft, ter verificatie, hierover nog navraag gedaan bij vroegere diensthoofden. Ook zijn in het recente verleden geen opmerkelijke zakkingen /zettingen van de kruin opgetreden.
Beheerdersoordeel
Naast de bovengenoemde gegevens benodigd voor het ‘Bewezen-Sterkte’- onderzoek bleek het reeds in het detailonderzoek zinvol de randvoorwaarden waar mogelijk aan te scherpen:
Belangrijk gegeven ter bepaling van de stabiliteit is de stijghoogte van het grond-water in het watervoerende pakket onder de dijk tijdens MHW en tijdens de historische situaties. De stijghoogte tijdens MHW is reeds in het kader van het detailonderzoek bepaald. In eerdere instantie was reeds geconstateerd dat de waterstandsverlooplijn conform de ‘Leidraad Toetsen op Veiligheid’ [23] een te optimistische weergave was. Er was derhalve een dringende behoefte aan juiste waterstandsverlooplijnen. Aangezien deze niet op korte termijn door Provincie Zuid-Holland leverbaar zijn is in nauw overleg tussen de Provincie en GeoDelft een voorlopige veilige waterstandsverlooplijn tot stand gekomen. In onderhavig onderzoek is hiervan uitgegaan. Indien in latere instantie de juiste hydraulische randvoorwaarden beschikbaar komen, en onverhoopt blijkt dat deze onveiliger zijn dat die waarvan is uitge-gaan, wordt ingeschat dat dit slechts in enkele gevallen gevolgen zal hebben voor de resultaten van het ‘Bewezen-Sterkte’-onderzoek. Van deze gevallen wordt vervolgens verwacht dat aanpassing van de resultaten een relatief gerin-ge inspanning vergt.
In de uitgevoerde stabiliteitsanalyses ten behoeve van de toetsing is de ver-keersbelasting aangenomen op de kruin. Dit wordt in het algemeen voor ont-werpberekeningen verondersteld daar dit in het algemeen een veilig uitgangs-punt is. Bij nader inzien blijkt de aanname dat een dergelijke verkeersbelasting op de kruin van de vestingwal aanwezig is, in een aantal gevallen onrealistisch omdat slechts een voetpad op de kruin aanwezig is en op het hoge voorland meer ruimte aanwezig is. In geval van een dreigende calamiteit is het hier onwaarschijnlijk dat transport van zwaar materieel over de kruin zal plaats-vinden. In voorkomende gevallen is met dit gunstige effect rekening gehouden.