Introductie
Locaal grondonderzoek is een optie voor gedetailleerd toetsen, indien grond- mechanische veiligheidstoetsingen, waarbij gebruik is gemaakt van globale gegevens, zoals grondeigenschappen die ontleend zijn aan regionale proeven- verzamelingen, niet leiden tot goedkeuren. De onderliggende veronderstelling is dat bij gebruik van globale gegevens de schematiseringen voor de toetsanalyses conservatief gekozen zijn. Dit lijkt een redelijke veronderstelling, immers bij het kiezen van schematiseringen zal men zich tot op zekere hoogte in moeten dekken tegen het feit dat op een locatie waarvoor de toetsanalyse wordt uitgevoerd afwijkingen van het globale beeld niet uit te sluiten zijn en een ongunstige invloed kunnen hebben. Een voorbeeld hiervan is de karakteristieke schuifsterkte van grond in stabiliteitsanalyses. Indien deze ontleend wordt aan een regionale proeven- verzameling, dan wordt, conform het recept in de ‘Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken, deel 2 - benedenrivierengebied’ [4], rekening gehouden met ruimte- lijke variatie van ‘locale laaggemiddelden’. Dit betekent dat veiligheidshalve de schuifsterkte-eigenschappen zo worden vastgesteld dat het feitelijke laaggemiddel- de op een willekeurige locatie tussen de meetpunten voor de proevenverzameling met 95% kans groter is dan de karakteristieke waarde uit de proevenverzameling.
Om na te gaan welk type en welke omvang van grondonderzoek potentieel soulaas biedt zal men de verschillende schematiseringstappen die in de toetsanalyse een rol spelen moeten analyseren. Bij de toetsanalyse die niet tot goedkeuring heeft geleid is voor elk van die stappen informatie gebruikt. De hoeveelheid en kwaliteit van de beschikbare informatie kan van geval tot geval sterk verschillen.
Winstkansen, door het inwinnen van informatie via locaal grondonderzoek zijn natuurlijk het grootst wanneer de beschikbare informatie voor de toetsanalyse beperkt was of van matige kwaliteit. In dat geval is immers, als het goed is, de in acht genomen reserve bij de schematisering, om onzekerheden te verdisconteren, het grootst.
De eerste stap is het nagaan welke onzekerheidsreductie nodig is om tot een positief toetsresultaat te komen. Aan de hand hiervan is de doelstelling voor het locale onderzoek expliciet te formuleren. Bijvoorbeeld in termen van: locaal onder- zoek moet leiden tot een karakteristieke schuifsterkte die 10 procent groter is dan de schuifsterkte waarmee de toetsanalyse is uitgevoerd. Of, locaal onderzoek moet met een betrouwbaarheid van 0,99 de aanwezigheid van een lens met slap organische klei uitsluiten. De volgende stap bestaat uit het vaststellen van de aard en omvang van het locaal grondonderzoek dat nodig is om de doelstelling te realiseren en het schatten van de kans dat zulk onderzoek inderdaad leidt tot realisatie van de doelstelling. Dit laatste is doorgaans niet erg gemakkelijk, maar wel essentieel voor de kosten/batenanalyse. De verwachte besparing van locaal grondonderzoek door een beter toetsresultaat moet immers (liefst ruim) opwegen tegen de kosten van dat grondonderzoek, inclusief het benodigde bureauwerk.
In het volgende willen we deze gedachtegang verder uitwerken. Daarbij zullen we zien dat een expliciete objectieve en kwantitatieve analyse niet altijd, of eigenlijk vaak niet, tot de mogelijkheden behoort met de huidige kennis en inzichten. Toch moeten we dan maar roeien met de riemen die we hebben om de gedachtegang zo goed als mogelijk is te concretiseren.