Zoeken in deze site

Grondparameters 66 - Methode ‘Locaal Onderzoek’

Grondparameters

Bij een veiligheidstoetsing zullen (karakteristieke) schattingen voor grondparameters doorgaans in eerste instantie ontleend worden aan regionale proevenverzamelingen of, indien niet beschikbaar, aan richtwaarden uit bijvoorbeeld de tabel 1 in de geotechnische norm ‘Geotechniek–TGB 1990–Basiseisen en belastingen’ (NEN 6740) [46]. Ervan uitgaand dat dit betrekkelijk conservatieve schattingen op zal leveren lijkt het dan ook voor de hand te liggen dat, indien dit zou leiden tot ongewenste afkeuringen of ontwerpwijzigingen, het locaal inwinnen van nadere informatie tot voordeel strekt.

In het ‘Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies’ (TRWG, hoofdstuk 6) [29] is een voorbeeld gegeven van de opzet van de kosten/baten afweging die in zo’n geval gemaakt kan worden. Kernbegrippen zijn hier ook weer het inschatten van de kans dat met locaal grondonderzoek een expliciet vastgestelde doel- stelling wordt gehaald, de besparing die daardoor gerealiseerd kan worden en de kosten van het onderzoek (met inbegrip van de bijbehorende engineering).

Uit het voorbeeld in het TRWG wordt geconcludeerd dat bij locaal grondonderzoek, om schuifsterkteparameters te bepalen, met een beperkt aantal proeven per grondlaag, de kans groot is dat karakteristieke schattingen van de schuifsterkte- parameters uit het locale grondonderzoek niet groter zijn dan de (per definitie) karakteristieke schattingen die gebaseerd zijn op een regionale proevenverzame- ling. Dit komt, omdat bij een beperkt aantal proeven de statistische onzekerheid van het locale gemiddelde relatief groot is en ook bij de bepaling van de karakteristieke waarde een betrekkelijk grote Student-t factor in rekening moet worden gebracht. In feite komt dit doordat bij de bepaling van de karakteristieke schatting van de grondeigenschap uit locaal grondonderzoek de informatie uit de regionale proeven- verzameling terzijde wordt gelegd.

Er zijn in het verleden verschillende statistische modellen ontwikkeld om de resultaten van een locaal grondonderzoek (locale informatie) te combineren met statistische informatie uit een groter gebied (bijvoorbeeld een regionale proeven-verzameling of de geotechnische norm, die immers ook een ‘geaggregeerde’ proevenverzameling is), zie o.a. ‘Probabilisme in de Geotechniek’ [18] en‘Stabiliteitstoetsing Boezemkaden’ [10]. In de laatstgenoemde publicatie is een Bayesiaans rekenmodel beschreven om de gemiddelde schuifsterkte in grond- agen te schatten, op basis van regionale informatie, aangevuld met beperkt locaal grondonderzoek. In het rekenmodel is aangenomen dat de natuurlijke (relatieve) spreiding in locaal grondonderzoek op grond van de regionale informatie goed geschat kan worden. Hiermee kan, met het beperkte locale grondonderzoek, een statistisch verantwoorde schatting van de karakteristieke (5% ondergrens-) waarde van de locale gemiddelden worden bepaald. Dit model is uitgewerkt in grafieken die in het ‘Technisch Rapport voor het toetsen van Boezemkaden’ [11] zijn opgenomen.

In de publicatie ‘Optimalisatie grondonderzoek vraagt om een heldere kansen- analyse’ [38] is een Bayesiaans raamwerk gepresenteerd, waarin uitgegaan wordt van een ruimtelijk statistische beschrijving van een regionale proevenverzameling, waar locale metingen via een Bayesiaanse updating procedure worden ingebed. In genoemde publicatie is een voorbeeld uitgewerkt, echter, het model is niet verder uitontwikkeld en operationeel gemaakt, omdat de resultaten van de Bayesiaanse analyse sterk afhangen van de ruimtelijke (auto)correlatiestructuur, en schattingen hiervan vooralsnog onzeker werden beschouwd. Bovendien gaf het resultaat van een toepassing weinig voordeel te zien ten opzichte van een praktijkmethode die in de Handreiking Constructief Ontwerpen is beschreven.

Los van de statistische verwerking van locaal grondonderzoek, al dan niet in combinatie met een regionale proevenverzameling, is een en ander gepubliceerd over de aard van grondonderzoek (type proeven) en de doorgaans gebruikelijk omvang. Verwezen wordt naar het ‘Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies’ [29] alsmede het rapport ‘Cases aard en omvang van grond- onderzoek’ [8].

Bron

Technisch Rapport Actuele sterkte van dijken (TRASD)

Hoofdstuk
Methode ‘Locaal Onderzoek’
Auteur
Blommaart P.J.L, E.O.F. Calle, J.R. Deutekom, M.T. van der Meer, J.D. Stoop
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau, GeoDelft, Grontmij Advies & Techniek, Rijkswaterstaat Waterdienst
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Waterdienst
Verschijningsdatum
Maart 2009
PDF

Inhoudsopgave

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.