Grondeigenschappen:
In onderstaande Tabel B.1 zijn de grondeigenschappen/parameters aangegeven die van belang zijn voor opbarst-, heave en pipingcontroles. Tevens is aangegeven aan de hand van welk type grondonderzoek deze parameters bepaald kunnen worden. In het algemeen zal ten behoeve van voorontwerp of globale toetsing grotendeels gewerkt worden met indicatieve schattingen van parameterwaarden, zoals bijvoorbeeld aangegeven in de geotechnische norm NEN 6740:2006 (in toekomst opgenomen in NEN-EN 9097-1), of op basis van grondonderzoek in soortgelijke afzettingen. De grondeigenschappen die nodig zijn voor berekeningen met geschematiseerde geo- hydrologische modellen (zie Bijlage A), worden voor die berekeningen samengesteld tot geo-hydrologische kentallen. In het algemeen zal voor de bepaling van deze kentallen de voorkeur gegeven worden aan indirecte bepaling aan de hand van waterspanningsresponsmetingen (zie onder). De behoefte aan nauwkeurige bepaling van deze kentallen is uiteraard afhankelijk van de vraag hoe kritiek de combinatie van het opbarst- en pipingmechanisme is in het feitelijke ontwerp of de detailtoetsing. Een gevoeligheidsanalyse kan daarbij zeer behulpzaam zijn.