Zoeken in deze site

Effecten op overige faalmechanismen 37 - Methode ‘Restbreedte bij Overhoogte’

Effecten op overige faalmechanismen

Indien een primair glijvlak optreedt zijn naast effecten op de macrostabiliteit van het restprofiel (secundaire afschuivingen) ook effecten op andere faalmechanismen van belang. Zo kunnen als gevolg van de primaire afschuiving andere schade- mechanismen tot bezwijken van de waterkering leiden.

Piping

Door een afschuiving van het binnentalud en de daarmee gepaard gaande grond- verplaatsingen, bestaat de mogelijkheid van een aanzienlijke verkorting van de kwelweglengte, met als gevaar een toenemende kans op zandmeevoerende wellen tijdens hoogwater.

Een tweede belangrijke punt betreft het opbarsten van afdekkende kleilagen. Bij de aanwezigheid van zware, afdekkende kleilagen, zullen dijken in eerste instantie niet op het aspect piping worden getoetst. Door de afschuiving van het binnentalud kunnen deze kleilagen opbarsten, met als gevolg de mogelijkheid tot het ontstaan van kwelwegen. Dit speelt zeker bij relatief smalle dijken met dunne kleilagen.

Oplossing: Voor dijksecties waarvoor gebruik wordt gemaakt van de ‘Restbreedte- bijOverhoogte’-methode, zal eveneens een beoordeling van de kwelweglengte en de ligging van het uittreedpunt ten aanzien van piping na afschuiving van het binnen- talud moeten plaatsvinden. De kwelweglengte en de ligging van het uittreedpunt na afschuiving moeten voldoen aan de gestelde toetscriteria voor piping. Hierbij moet de mogelijkheid van het opbarsten van kleilagen worden meegenomen.

Voldoende veilig is het uitgangspunt van een uittreedpunt in de binnenteen van de dijk.

Bekleding binnentalud (microstabiliteit)

Na afschuiven van het binnentalud zal er weinig resten van de bekleding van het binnentalud. In de ‘Restbreedte-bij-Overhoogte’-beoordeling is in eerste instantie uitgegaan van een vereiste kruinhoogte (na afschuiving), waarbij het overslagdebiet kleiner is dan 0,1 l/m/s. Aangenomen is dat dit ook bij onverdedigd binnentalud niet tot problemen zal leiden. Aanbevolen wordt wel om hier, met name wanneer sprake is van een zandkern, een extra controleslag op uit te voeren. Voorts zal door het ontbreken van de bekleding, indien het restprofiel uit zand bestaat, een controle van de microstabiliteit benodigd zijn.

Verweking of dijken met slechte pakking

Bij dijken met een zandkern vormt tenslotte het optreden van verweking een gevaar, zeker wanneer het zand los gepakt is. Door de toename van de water- spanningen zou de afschuiving van deze dijken volgens een grotere glijcirkel kunnen optreden. Voor toepassing van de voorgestane methode zal derhalve gecontroleerd moeten worden of de pakking voldoende vast is om het optreden van verweking met voldoende zekerheid te kunnen uitsluiten. Dit kan door middel van dichtheids- onderzoek.

Nadere aanwijzingen hiervoor zijn gegeven in het ‘Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies’ [29].

Bron

Technisch Rapport Actuele sterkte van dijken (TRASD)

Hoofdstuk
Methode ‘Restbreedte bij Overhoogte’
Auteur
Blommaart P.J.L, E.O.F. Calle, J.R. Deutekom, M.T. van der Meer, J.D. Stoop
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau, GeoDelft, Grontmij Advies & Techniek, Rijkswaterstaat Waterdienst
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Waterdienst
Verschijningsdatum
Maart 2009
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.