De omgevingseisen (en –wensen): milieu, ecologie, landschap, cultuurhistorie en recreatie.
Deze aandachtspunten/criteria worden hieronder toegelicht. Vanwege het doel van deze stap betreft het ja/nee-criteria, dus criteria waarmee wordt bepaald of een bekledingstype wel of niet in het verdere proces wordt meegenomen. Plus/min-criteria, waarmee wordt bepaald of een bekledingstype meer of minder gunstig is, komen niet in deze stap maar in de afweging aan de orde (zie paragraaf 3.5).
Dit criterium is alleen van belang voor hergebruik: nieuwe materialen (betonzuilen) zijn in voldoende mate beschikbaar. Granietblokken, basaltzuilen en koperslakblokken worden in de huidige praktijk alleen toegepast bij hergebruik. Rechthoekige betonblokken kunnen nieuw worden aangevoerd, maar in de praktijk zal dat alleen bij uitzondering gebeuren (lichte belasting); voor zee- en meerdijken worden betonblokken in het algemeen alleen toegepast in de vorm van hergebruik.
Voor beperkt beschikbare typen toplaagelementen (hergebruik) kan een afweging worden gemaakt tussen de ontwerpvakken binnen het projectgebied. Dat kan echter pas als is bepaald op welke vakken en stroken binnen de ontwerpvakken de beschikbare materialen technisch toepasbaar zijn (zie paragraaf 3.4).
Bescherming tegen erosie
Een aanzet voor de voorselectie op het niveau van bekledingssystemen is de klasse-indeling in paragraaf 13.1. Voor zee- en meerdijken onder golfbelasting (zware belasting) komen in de eerste plaats de bekledingssystemen van standaardelementen met zowel een filterconstructie als een uitvullaag in aanmerking (klasse 1), en in bijzondere omstandigheden ook de systemen van klasse 2 (bekledingssystemen zonder granulaire laag, blokkenmatten met een filterlaag, overlagen met breuksteen). Bekledingssystemen zonder filterlaag en doorgroeistenen (klasse 3) komen alleen in aanmerking bij lichtere belasting (rivierdijken, golfoploopzone, kruin en binnentalud).
Bij toplaagtypen en overige bekledingslagen kan in de meeste gevallen zonder rekenwerk geen voorselectie worden gemaakt. Zie voor deze berekeningen de latere stappen in het ontwerpprocedure. In extreme gevallen, bijvoorbeeld bij een significante golfhoogte van 3 meter, kan wel direct worden geconcludeerd dat lichtere toplaagtypen (dunne betonblokken, kleine basaltzuilen) niet toepasbaar zijn. Ontwerpervaring speelt hierbij een grote rol.
Doorgroeistenen worden alleen toegepast als dat vanuit het beheer de voorkeur heeft boven een grasbekleding. Ook op plaatsen waar de grasmat slecht tot ontwikkeling kan komen, bijvoorbeeld ten gevolge van zand op de dijk bij een strandje, kunnen doorgroeistenen een oplossing bieden.
Doorgroeistenen zijn echter alleen toepasbaar bij kleine golfbelasting, in de oploopzone of als de stromingsbelasting maatgevend is (langsstroming), en daarbinnen alleen op plaatsen met een zodanig lichte hydraulische belasting, dat ook een grasmat voldoende sterkte biedt (bijvoorbeeld op de overgang van steenzetting naar grasbekleding).
Uitvoering
Als de te ontwerpen steenzetting binnen de getijzone ligt, is een steenzetting van standaardelementen zonder granulaire laag niet goed aan te brengen: in de getijzone worden alleen steenzettingen met granulaire laag toegepast. Bij een overlaging met breuksteen moet het breuksteenpakket bij de teen aansluiten op een bestorting die voldoende steun geeft tegen afschuiving. Als een steenzetting geheel onder water moet worden aangebracht zijn blokkenmatten handig, maar ook breuksteen is mogelijk.
In te scherpe bochten is toepassing van rechthoekige betonblokken niet mogelijk of ongewenst. Bij een bochtstraal kleiner dan 100 meter kan dit een beperkende factor zijn; in de praktijk is dit meestal geen ja/nee-, maar een plus/min-criterium (zie §3.5.1).
Als de onderste strook van een steenzetting moet worden verbeterd, terwijl daarboven steenzettingen liggen die kunnen worden gehandhaafd, is overlagen met breuksteen het overwegen waard.
Beheer
Soms heeft een beheerder zodanig slechte ervaringen met bepaalde soorten, dat deze in de globale voorselectie al afvallen. Ook kan bijvoorbeeld als eis gelden dat de bekleding machinaal in pakketten herzetbaar moet zijn, of dat de bovenkant van de bekleding zo vlak mogelijk moet zijn. Overlaging met breuksteen wordt soms als ongewenst beschouwd.
Milieu
Milieu kan een criterium zijn bij de voorselectie van toplaag en overige lagen. Door wetten of voorschriften kunnen bepaalde restmaterialen zoals koperslakblokken en mijnsteen niet toepasbaar zijn. Deze gegevens staan in de m.e.r. of milieuvergunning.
Ecologie
Uit het oogpunt van begroeibaarheid kunnen aan een ontwerpvak zodanige eisen worden gesteld dat bepaalde bekledingstypen bij voorbaat niet toepasbaar zijn. Het gaat daarbij om vakken met een 'onvoldoende' getoetste bekleding met goede of bijzondere begroeiing (herstel van de begroeiing), of een vak waar de omstandigheden een goede of bijzondere begroeiing mogelijk maken (verbetering van begroeibaarheid). In de praktijk wordt deze afweging door of in nauw overleg met experts uitgevoerd. De ecologische geschiktheid speelt echter vooral een rol in de uiteindelijke afweging en keuze (zie §3.5.1).
Landschap, cultuurhistorie en recreatie
Uit het criterium landschap volgen slechts zelden absolute eisen waardoor bekledingstypen in de voorselectie afvallen. Het is mogelijk dat aparte ontwerpvakken worden onderscheiden op grond van de criteria cultuurhistorie en recreatie. In de praktijk zijn deze criteria echter zelden zo zwaarwegend dat ze in de voorselectie een rol spelen. Ze spelen vooral een rol in de uiteindelijke afweging en keuze (zie §3.5.1).