In een aantal gevallen kan nodig of zinvol zijn om de toetsvakindeling, in lengte- en/of in hoogterichting, verder te detailleren:
-
Als het toetsresultaat ‘goed’ is, ondanks de conservatieve benadering, is verdere detaillering van het betreffende toetsvak niet nodig.
-
Als het toetsresultaat ‘onvoldoende’ is, kan het zinvol zijn de toetsvakindeling te detailleren om de ‘onvoldoende’ steenzetting als het ware te isoleren. Bij de meetlocatie blijft de score ‘onvoldoende’, maar in de rest van het toetsvak kan de constructie in werkelijkheid gunstiger zijn. Deze detaillering is vooral zinvol als de parameterwaarden naar schatting sterk variëren (bijvoorbeeld bij oude constructies of een toplaag van natuursteen) en als het toetsresultaat net ‘onvoldoende’ is;
-
Als het toetsresultaat ‘twijfelachtig’ is, moeten toetsregels van een hoger niveau worden gebruikt, waarvoor meestal ook nauwkeuriger gegevensverzameling nodig is (zie de fasen in paragraaf 7.3). Daarnaast kan het ook bij een score ‘twijfelachtig’ zinvol zijn de toetsvakindeling te detailleren teneinde de ‘twijfelachtige’ steenzetting te isoleren en daarmee het nader te onderzoeken vak te verkleinen. Dit is vooral zinvol als het weinig moeite kost de vakindeling te detailleren (gegevensverzameling van een lage fase), terwijl gegevensverzameling en toetsing van een hogere fase juist veel moeite kost (laboratoriumonderzoek, geavanceerde toetsing).