Invloed van een (verticale) wand op een talud
In sommige gevallen kan het voorkomen dat een verticale wand of een zeer steile wand boven op een talud is geplaatst om golfoverslag te reduceren. Het gaat hier met name om relatief kleine wanden en niet om grote verticale constructies als caissons en hoge muren op kades. De wanden moeten een wezenlijk onderdeel vormen van een talud, eventueel met een berm.
De invloedsfactoren voor een verticale of steile wand gelden voor het volgende (onder- zochte) toepassingsgebied:
- het gemiddelde talud van 1,5•Hm0beneden de stilwaterlijn tot de voet van de wand (exclusief bermen) moet liggen tussen 1:2,5 tot 1:3,5.
- de breedte van alle bermen tezamen mag niet meer dan 3•Hm0zijn.
- de voet van de wand moet liggen tussen ongeveer 1,2•Hm0 onder en boven de stilwaterlijn;
- de minimale hoogte van de wand (bij een hoge voet) is ongeveer 0,5•Hm0. De maximale hoogte (bij een lage voet) is ongeveer 3•Hm0.
Andere verticale wanden kunnen worden uitgerekend met behulp van het rapport “Golfoverslag en krachten op verticale waterkeringsconstructies” [WL, 1998].
In de toekomst zal mogelijk gewerkt worden aan een richtlijn voor golfoploop en golfover- slag bij verticale constructies. Tot die tijd kunnen onderstaande invloedsfactoren worden ge- bruikt binnen het beschreven toepassingsgebied. Voor een volledig verticale wand worden in de nieuwe Leidraad Kunstwerken [TAW, 2002] golfoverslagformules gegeven. Hier geldt overigens dat formule 23 (paragraaf 3) kan worden gebruikt met een factor 3,0 in plaats van 2,3 en een factor 0,13 in plaats van 0,2.
De golfoploopformules gelden voor een talud 1:1 en flauwer. Een steile wand wordt daarom gedefinieerd als een wand die steiler staat dan 1:1. In dit soort gevallen is de golfoploop min- der van belang, zeker bij een verticale wand, maar gaat het vooral om de golfoverslag. Deze paragraaf behandelt daarom de invloedsfactor die bij golfoverslag moet worden toegepast in geval van een zeer steile of verticale wand op een talud. De invloedsfactor wordt gegeven door γv.
Bij golfoverslag (paragraaf 3) is net als bij golfoploop een brekerparameter ξ0 nodig. Een ver- ticale wand leidt, met de bepaling van een gemiddeld talud als in paragraaf 2.3, figuur 7, al gauw tot een grote waarde voor de brekerparameter. Dit zou betekenen dat de golven niet breken. De wand staat echter boven op het talud, mogelijk zelfs boven de stilwaterlijn, en de golven breken op het talud voor de wand. Om een relatie te houden tussen de breker- parameter en het type breken op het talud moet bij de bepaling van het gemiddelde talud de steile of verticale wand geschematiseerd worden tot een talud 1:1. Dit talud begint dan bij de voet van de verticale wand. Het gemiddeld talud en de invloed van een eventuele berm moeten dus, volgens de in paragraaf 2.3 gegeven procedure, worden bepaald met een 1:1 talud in plaats van met het aanwezige steile talud of verticale wand.
Daarnaast is de overslag bij een verticale wand op een talud kleiner dan bij een 1:1 talud boven op een dijkprofiel. De invloedsfactor voor een verticale wand op een talud bedraagt γv = 0,65. Bij een talud 1:1 is deze invloedsfactor γv = 1. Voor een wand steiler dan 1:1, maar niet verticaal, kan worden geïnterpoleerd:
αwaarbij wand de hoek van het steile talud is in graden (tussen 45º bij een 1:1 talud en 90º bij een verticale wand).