Invloed van (zeer) ondiepe voorlanden
Bij de golfoploopformules in paragraaf 2 is de invloed van (zeer) ondiepe voorlanden direct meegenomen in de formulering, zie figuur 5. Het onderzoek op dit gebied leverde nog te weinig gegevens om ook voor golfoverslag de formulering integraal aan te passen. Voor het geval dat van zeer zwaar breken op een ondiep voorland sprake is en er daardoor een “platgeslagen” spectrum ontstaat met eventueel lange golven, is er een aparte formule beschikbaar om golfoverslag te berekenen. Deze formule moet dan worden gebruikt, omdat de in paragraaf 3.1 besproken formules een (zeer) grote onderschatting van de overslag op kunnen leveren.
Zeer zwaar breken op een ondiep voorland betekent dat de golfhoogte drastisch afneemt.
Er kan van zeer ondiepe voorlanden worden gesproken als de golfhoogte op dieper water, daar waar de golven nog niet breken, afneemt tot minder dan 50% à 60% van deze waarde. De precieze waarde is niet bekend. In specifieke gevallen is mogelijk zowel de golfhoogte op dieper water als voor de teen van de dijk bekend. De Hydraulische Randvoorwaarden [RWS, 2001], geven echter alleen de golfrandvoorwaarden (dicht) bij de teen van de dijk. Er wordt geen relatie gegeven tussen golven op dieper water en bij de constructie. Daardoor is de ver- houding tussen deze twee golfhoogten niet een praktische maat om onderscheid te maken tussen “normale” voorlanden, waarbij de formules uit paragraaf 3.1 nog gelden en speci- fieke formules voor zeer ondiepe voorlanden.
Het effect van (zeer) ondiepe voorlanden is dat bij relatief flauwe taluds (flauwer dan 1:2,5) er grote waarden van de brekerparameter ξ0worden gevonden. Het ligt dan ook voor de hand bij grotere waarden van ξ0een overgang te zoeken naar een andere golfoverslagfor- mule. Hierbij moet wel worden bedacht dat het ook mogelijk is een grote waarde van de brekerparameter te vinden als er een heel steil talud (1:2 of steiler) aanwezig is, met een relatief diep voorland. In dat geval moet naar de verhouding van de golfhoogte op dieper water en bij de teen van de constructie worden gekeken of inderdaad sprake is van een zeer ondiep voorland. Als dat niet het geval is, kunnen de formules van paragraaf 3.1 worden genomen.
De overgang naar (zeer) ondiepe voorlanden, waarbij de golfoverslag groter wordt dan met de formules in paragraaf 3.1, ligt ongeveer bij ξ0= 6. Om geen discontinuïteit te creëren, worden de formules in paragraaf 3.1 aangehouden voor ξ0< 5 en geldt de formule voor (zeer) ondiepe voorlanden voor ξ0> 7, met als minimum waarde de formules uit paragraaf 3.1. In het tussenliggende gebied wordt de logaritme van q lineair geïnterpoleerd tussen 5 < ξ0 < 7. De golfoverslagformule voor (zeer) ondiepe voorlanden, dus bij ξ0 > 7 is:
Formule 26 moet worden aangehouden voor deterministisch gebruik (er zit enige veiligheid in ten opzichte van de gemiddelde voorspelling). Voor probabilistisch gebruik moet het gemiddelde worden genomen met een verdeling rondom dit gemiddelde. De formule voor het gemiddelde is:
In formule 27 is c een normaal verdeelde stochast met een gemiddelde van – 0,92 (met 10-0,92 = 0,12) en een standaardafwijking van 0,24.
figuur 23: formules 26 en 27 voor (zeer) ondiepe voorlanden met 5% onder- en overschrijdingslijnen en beschikbare meetpunten
Figuur 23 geeft formules 26 en 27 met 5% onder- en overschrijdingslijnen en met beschik- bare meetpunten [WL, 1999-1; WL, 1999-2].