Filterlagen worden alleen toegepast als de bekleding bestaat uit een zanddoorlatend materiaal. Zanddichte filters bestaan uit granulair materiaal, geotextielen ([15] en [14]) of zandasfalt. Granulaire filters worden onder open asfaltbekledingen nauwelijks toegepast. Zandasfalt wordt als zanddicht filter gebruikt, omdat het ondanks de open structuur geen zand doorlaat.
Filterlagen mogen geen zandlekken vertonen. Geotextielen moeten daarom met voldoende overlap worden aangebracht. Lagen granulair materiaal en zandasfalt moeten zonder onderbrekingen en voldoende dik worden aangebracht.
Aan geotextielen wordt formeel geen constructieve bijdrage toegekend voor de reststerkte in tegenstelling tot zandasfalt en granulaire filters. In de praktijk blijkt wel dat de ondergrond door geotextielen bijeen wordt gehouden indien de bekleding is bezweken.
Bij verwerken van een asfaltmengsel op een geotextiel mag de hoge temperatuur van het asfalt geen schade aan het filter veroorzaken. Voor de verwerkingstemperatuur van asfaltmengsels op polypropeendoek geldt daarvoor een maximum van 140°C. Worden andere kunststoffen gebruikt, dan is het zaak na te gaan welke maximale temperatuur toelaatbaar is.
In CUR-publicatie 174 [15] wordt ingegaan op het gebruik van geotextielen. In het algemeen is het raadzaam om bij gebruik van geotextielen advies in te winnen bij de fabrikant voor de wijze waarop deze materialen het best kunnen worden toegepast.