Het concept robuust ontwerpen gaat uit van het rekening houden met onzekerheden in de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de planperiode van het ontwerp (minimaal 50 jaar). Het meenemen van onzekerheden in het ontwerp leidt over het algemeen tot een verzwaring van het ontwerp. De mate van verzwaring, uitgedrukt in een hogere ontwerpwaterstand, kan worden bepaald door een goed onderbouwde analyse van de onzekerheden.
Omdat dit zeer specialistische kennis vereist, wordt in het TROB voor het rivierengebied een toeslag op de ontwerpwaterstand voorgeschreven van 30 cm. Deze toeslag is onafhankelijk van de planperiode van het dijkontwerp. De ontwerper kan van deze toeslag afwijken als uit een probabilistische analyse, waarin alle relevante onzekerheden omtrent het bepalen van ontwerpwaterstanden zijn meegenomen, blijkt dat de toeslag niet passend is. Tevens wordt voor
het benedenrivierengebied ruimte gegeven om de toeslag te baseren op de zgn. dijkringbenadering voor de bepaling van de dijktafelhoogte, zoals beschreven in de Leidraad voor het rivierengebied, deel 2 – benedenrivierengebied (LOR2).
De robuustheidtoeslag van 30 cm staat los van de bij het ontwerp te hanteren waakhoogte.
Het toepassen van de robuustheidtoeslag betekent niet dat het onderhoud van het doorstroomprofiel van de rivier minder belangrijk is. Het op diepte houden van nevengeulen en verlaagde uiterwaarden is essentieel voor de levensduur van de te ontwerpen waterkering en houdbaarheid van de veiligheid in zijn algemeenheid.
Met nadruk wordt gesteld dat het niet de bedoeling is dat de toeslag van 30 cm opgeteld wordt bij een toeslag bepaald door een onzekerhedenanalyse of de dijkringbenadering.