Pijpleidingen en kabels
De invloed van pijpleidingen en kabels op het waterkerend vermogen van een grondconstructie komt naar voren in de volgende aspecten:
- Kwel, waterspanningen;
- Grondgedrag ten gevolge van graafwerkzaamheden.
Bij pijpleidingen moet ook het proces van lokale ontgrondingen bij leidingbreuk in ogenschouw worden genomen.
Voor lage druk pijpleidingen (druk < 10 bar) met een diameter van maximaal 0,3 m (Ref. Handreiking Constructief Ontwerp) en voor kabels (Ref. Leidraad Toetsen op Veiligheid) verloopt de beoordeling als volgt:
- Indien pijpleidingen en/of kabels zich buiten het beoordelingsprofiel bevinden, kunnen deze zonder maatregelen blijven gehandhaafd;
- Indien pijpleidingen en/of kabels in slechte staat verkeren of buiten gebruik zijn, dienen zij te worden verwijderd.
- Indien aangetoond kan worden dat het profiel van het grondlichaam inclusief de pijpleidingen en/of kabels, voldoet aan de eisen, kan zij blijven gehandhaafd.
- Kabels die (gedeeltelijk) beneden MHW liggen dienen van een kwelscherm te zijn voorzien.
- Mantelbuizen dienen waterdicht op de kabels te zijn aangesloten en bij ligging beneden MHW van een kwelscherm te zijn voorzien.
Voor pijpleidingen met een hogere druk of grotere diameter, is geen duidelijke richtlijn voor de beoordeling voorhanden, behoudens de beoordeling volgens de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Voorgesteld wordt om de beoordeling volgens de Leidraad Toetsen op Veiligheidte volgen. Hierbij dient de score ‘goed’ te worden behaald. De score ‘voldoende’ wordt in het kader van een ontwerp niet als toereikend beschouwd. In hoofdlijnen verloopt de beoordeling als volgt:
- Indien de pijpleiding in slechte staat is of niet aan algemene eisen voldoet met betrekking tot een leiding in een waterkering, dient de pijpleiding te worden verwijderd of aangepast;
- Indien de pijpleiding is ontworpen volgens de revisie van de Pijpleidingcode die ten tijde van de aanleg van de leiding van toepassing was en er zijn geen wijzigingen in het grondprofiel aangebracht en de zettingen welke in de berekening zijn betrokken zijn of worden niet overschreden, dan kan de pijpleiding zonder aanpassingen blijven gehandhaafd.
- Indien niet aan de eisen volgens stap 2 wordt voldaan, dan dient een herberekening volgens NEN 3650, 3651 en 3652 te worden uitgevoerd, met enkele aanpassingen volgens de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Voldoet de pijpleiding volgens deze berekening, dan kan deze worden gehandhaafd. Voldoet de pijpleiding niet, dan zijn aanpassingen nodig.
In alle gevallen, zowel bij kleine als grote pijpleidingen, dient tevens gecontroleerd te worden op waterbouwkundige voorzieningen als kwelschermen, afsluiters en eventueel een vervangende waterkering conform NEN 3651 en de (Ref.) Leidraad Waterkerende kunstwerken en bijzondere
Constructies.
De kabels dienen bij voorkeur in dezelfde grond te liggen als het omringende dijkmateriaal. Indien dit niet het geval is, kan worden overwogen om het kabelbed aan te passen, of kan het dijkprofiel worden beoordeeld, rekening houdend met de afwijkende grondsoort ter plaatse van de kabel.