Toeslagen die in rekening moeten worden gebracht om toekomstige ontwikkelingen in belastingen te kwantificeren kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:
- Toeslagen voor klimaatontwikkelingen:
- Toename van de rivierafvoer en de verdeling over de verschillende takken
- Toename van de zeespiegel of het IJsselmeerpeil
- Toename van de wind
- Toeslagen voor autonome ontwikkelingen:
- Bodemontwikkeling zomerbed
- Bodem- en polderpeildaling binnendijks
- (Negatieve) toeslagen voor maatregelen:
- Korte en lange termijn maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier
- Extra toeslagen voor robuustheid:
- Onzekerheden in sterkte en belastingen
- Uitbreidbaarheid
Toeslagen voor klimaatontwikkelingen
Voor het in rekening brengen van klimaatontwikkelingen dient te worden uitgegaan van het WB21 middenscenario.
Toename van de 1/1250 rivierafvoer
De huidige maatgevende afvoer voor de Rijn bedraagt 16.000 m3/s bij Lobith. Voor het jaar 2050 dient te worden uitgegaan van een maatgevende afvoer van 17.000 m3/s. Voor het jaar 2100 dient te worden uitgegaan van een maatgevende afvoer van 18.000 m3/s bij Lobith. In de langetermijnvisie van de Rijn wordt het Rijnstrangengebied ingezet als retentiegebied. Dit retentiegebied ontlast het riviersysteem bij maatgevende afvoer met orde grootte 500 m3/s; benedenstrooms van het retentiegebied wordt het riviersysteem dan nog belast met een rivierafvoer van 17.500 m3/s. Voor het jaar 2100 moet, benedenstrooms van het Rijnstrangengebied, van deze maatgevende afvoer worden uitgegaan.
De huidige maatgevende afvoer voor de Maas bedraagt 3.800 m3/s bij Borgharen. Voor de jaren 2050 en 2100 dient te worden uitgegaan van een maatgevende afvoer van 4.200 m3/s, respectievelijk 4.600 m3/s. Voor de Overijsselse Vecht bedraagt de huidige maatgevende afvoer 550 m3/s. Voor de jaren 2050 en 2100 dient te worden uitgegaan van een toename van de maatgevende afvoer met 11% (610 m3/s) respectievelijk 18% (650 m3/s). Mogelijk wordt voor de Vecht in de nabije toekomst ook beleid opgesteld om waterstandtoename te compenseren met rivierverruiming. Hierop wordt in dit addendum echter nog niet geanticipeerd.
De in deze paragraaf genoemde afvoeren gelden voor de bij deze afvoeren geldende jaartallen. Voor tussen gelegen jaartallen kan zo nodig worden geïnterpoleerd. Extrapolatie van de afvoeren na het jaar 2100 is echter niet toegestaan omdat hogere afvoeren onwaarschijnlijk zijn.
Voor de vorm van de afvoergolven hoeft geen rekening te worden gehouden met veranderingen.
De rivierafvoer wordt ook beïnvloed door zijdelingse toevoer uit bijvoorbeeld de Oude IJssel. Er wordt verondersteld dat eventuele toenames van alle dergelijke toestromingen worden gecompenseerd in het stroomgebied van de betreffende waterlopen. Hier hoeft dus geen rekening mee te worden gehouden.
Afvoerverdeling over de splitsingspunten
Door de uitvoering van Ruimte voor de Rivier wordt de vigerende afvoerverdeling in 2015, uitgaande van de maatgevende afvoer van 16.000 m3/s bewerkstelligd. Op de Neder-Rijn en Lek kan een verdere toename van de afvoer niet worden opgevangen. Op deze riviertak wordt de maximale afvoer dan ook gestabiliseerd. De te hanteren afvoeren voor de verschillende riviertakken wordt in onderstaande tabel (in m3/s) weergegeven.
Riviertak\Jaar 2015 2050 2100
Bovenrijn
|
16000
|
17000
|
*17500
|
Waal
|
10165
|
10962
|
11356
|
Pannerdensch Kanaal
|
5835
|
6038
|
6144
|
IJssel
|
2459
|
2662
|
2768
|
Neder-Rijn en Lek
|
3376
|
3376
|
3376
|
* De afvoer van de Boven-Rijn is de afvoer direct benedenstrooms van de instroom van het retentiegebied
De onzekerheden in de afvoerverdeling zijn verdisconteerd in de robuustheidtoeslag van 30 cm (zie paragrafen 2.2 en 2.3).
Stijging van de zeespiegel
Het hanteren van het middenscenario resulteert in een zeespiegelstijging van 25 cm in het jaar 2050 en van 60 cm in het jaar 2100 (bij Hoek van Holland). Voor wat betreft de stormopzetduur, die van invloed is op de maatgevende waterstanden in het benedenrivierengebied, moet worden uitgegaan van 35 uur.
Toename van het IJsselmeerpeil
De zeespiegelstijging heeft effecten op de handhaafbaarheid van het IJsselmeerpeil. Verwacht wordt dat door het uitbreiden van de spuicapaciteit in de Afsluitdijk de effecten van zeespiegelstijging op het IJsselmeerpeil tot het jaar 2050 nihil zijn. Voor het jaar 2100 moet rekening worden gehouden met een stijging van 23 cm. Voor wat betreft de stormopzetduur, die van invloed is op de maatgevende waterstanden in de IJssel- Vechtdelta, moet worden uitgegaan van 48 uur.
Toename van de wind
In het ontwerp dient geen rekening te worden gehouden met toename van de wind.
Toeslagen voor autonome ontwikkelingen
Van nature vertoont de zomerbedligging in het bovenstroomse gedeelte van de Rijn een dalende trend. Deze autonome bodemdaling wordt gestopt door maatregelen in Duitsland en Nederland. In de benedenloop van de rivieren treedt van ‘nature’ juist sedimentatie op. Deze sedimentatie wordt gecompenseerd door onderhoudsbaggerwerk. Bij het afleiden van Ontwerpbelastingen hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met autonome bodemontwikkeling van het zomerbed. Wel moet rekening worden gehouden met een eventuele daling van het maaiveld en het polderpeil binnendijks.
(Negatieve) toeslagen voor maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier
In de PKB Ruimte voor de Rivier is de waterstandverlaging, die in 2015 gehaald moet worden door uitvoering van het programma Ruimte voor de Rivier (RvdR), vastgelegd. De waterstandverlaging dient als negatieve toeslag op de waterstand gezet te worden.
Voor de lange termijn wordt er in het bovenrivierengebied uitgegaan van het beleidsuitgangspunt dat waterstandverhogingen, t.g.v. klimaatveranderingen en/of autonome ontwikkelingen, worden gecompenseerd door extra ruimtelijke maatregelen
Voor de lange termijn is het in het benedenrivierengebied en de IJsseldelta niet overal mogelijk waterstandverhogingen geheel te compenseren met ruimtelijke maatregelen. In paragraaf 4.4 wordt nader uitgewerkt hoe hier concreet mee kan worden omgegaan. De verandering van de vorm van de afvoergolf door ruimtelijke maatregelen wordt verwaarloosbaar geacht ten opzichte van de vigerende uitgangspunten voor de belastingduur.
Extra toeslagen voor robuust ontwerpen
Dit onderwerp is reeds uitgewerkt in paragrafen 2.2 en 2.3.