Zoeken in deze site

Grondwaterpotentiaal bij niet-stationaire stroming - Bijlage

    1. Bepaling ,·an ). en J.;'., uit peilbuiswaarnemingen

      De cyclische lekfactoren kunnen worden berekend uit de grondparameters die in het laboratoriu m zijn bepaald (par. 7.3.1.2), maar ook kan de bepaling plaatsvinden uit meting van peil buizen gedurende een getijgolf.

      De meting wordt meestal in 13 uu r uitgevoerd.

      De bepaling geschiedt in twee stappen:

      1. bepaling van de cyclische lekfactor ). voor het achterland;

      2. bepaling van de cyclische lekfactor ).;'., voor het voorland.

        Voor de eerste stap kan een gemiddelde waarde voor ). worden gevonden met behulp van de methode der kleinste kwad raten:

        635726378911089659Image_409_gif

        [m] (12.14)

        hierin is:

        xij = de afstand tussen peilbuis i en j

        (lood recht op de dijkas gemeten)

        ¢;, </Jj = de desbet reffende amplitude in peilbuis i,

        respectievelijk j

        [ml [m]

        635726379009534513Image_410_png

        Als voorbeeld is in figuur B 12.4 schematisch een situatie gegeven, in dit geval voor een hoogwatergolf.

        PEILBUISSYSTEEM

        4,40

        uur

        10 15 20

        PEILBUISRESPONS

        figuur B 12.4

        166

        432 + 722 + 1152

        ,l' = = 306 m

        w 3,2 2,8 3,2 '43 I n -+ 72 In -+ 115 ln -

        2,8 2,2 2,2

        J;'., word t iteratief bepaald uit form ule 12.5, hetgeen op een microcom puter eenvoudig program meerbaar is. Door de berekende dempingsterm te vergel ijken met de gemeten waarde op de locatie I, II en III kan J;'., in enkele stappen worden bepaald.

        C. Berekening potentiaal bij andere golfperioden

        De voor een getijgolf verkregen waarden mogen niet voor een stormvloed van meer­ dere getijgolven of een hoogwatergolf van meerdere dagen word en toegepast. Daarvoor dienen de waarden ofwel te worden bepaald uit meti ngen bij deze golfperioden dan wel te worden gerelateerd aan de 13-uurs-meting als volgt:

        Voor een gegeven situatie zullen ,l', ,l'' en t1, niet veranderen, zodat geldt:

        O' = A y'w is constant 635726379123136740Image_412_gif

        en

        O = x;,, y'w is eveneens constant 635726379217675049Image_413_gif

        In veel gevallen is fJ ongeveer nul (brede rivier, dun kleidek op het voorland). De formule voor de amplitude in het achterland is dan als functie van w, Q' en O :

        ¢(x, w) = Ho exp (-x y'w/0')/(1 + 0 /0') [m] (12.17)

        De ampl itude voor andere waa rden van w kan hieruit nu eenvoudig worden vastgesteld. Uitwerking van de amplitudede_mping op positie x bij frequentie w geeft uitgaande van een gemeten gedrag op positie· x111en frequentie w 111 :

        ¢(x, w) = Ho A( ¢111/fl 0111) 8[m] (12.18)

        met

        -

        A = (1 + 0 /0') 8

        1 [-] (12.19)

        en

        B = (x/ x 111 )V w/ w111 [-] (12.20)

        waarbij de suffix m staat voor de meting.

        Voor andere gevallen ( fJ f 0) kan men de amplitudedemping en faseverschu iving bij andere w berekenen door consequente substitutie van de bepaalde waarden van Q' en Q in formule 12.5.

        167

        D. Superpositie van sinusvormige golven

        Superpositie van 2 of meer sinusvormige golven is mogelijk, mits de toplaag relatief dik is en de grenspotentiaal niet wordt bereikt.

        Veelal is een willekeu rige hoogwaterbelasting in een beperkt aantal golven te verdelen, bijvoorbeeld getij, stormvloed en rivierafvoergolf.

        635726379330652233Image_415_gif

        Hiervoor is een in situ meting met minstens twee peilbuizen in het achterland vol­ doende.

        635726379441285493Image_416_gif

        635726379531135952Image_417_png

        0. o. 23

        t i j d

        figuur B 12.5

        Als voorbeeld wordt een hoogwaterbelasti ng met getij, zie figuu r 812.5, geanalyseerd met de informatie uit een 13-uurs peil buismeting.

        635726379633799871Image_418_gif [m] (12.13)

        Voor een positie x = Xm, Wm = 0,000145 (getijde), w 1 = Wm en w2 = 0,3wm (stormvloed) volgt:

        B, = Ywif wm = 1 en

        B2 = Yw2/W m = VC),3 = 0,74

        met 0 /0' = 0,23 volgt voor A:

        -

        A , = (1 + 0,23)0= 1 en A 2= (1 + 0,23)0,74 1 = 0,948

        met <Pm/ Hom = 0,44 volgt voor de maxi male :,vaterspanning op positie x = Xm :

        ¢(x) = 1(0,44) 11,05 + 0,948(0,44) 0• 743,11 = 0,462 + 1,606 = 2,07 m

Bron

Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken Deel 2 - Benedenrivierengebied (L2)

Hoofdstuk
Bijlage
Auteur
Andringa R.J., P.W. Roest, R.J. Cirkel, J. Dekker, G.J. Flórián, K. de Graaf, J.H. Pool, J.J.W. Seijffert, R.J. Termaat, A. van Urk, J.G. Westerhoven
Organisatie auteur
Heidemij Adviesbureau, Rijkswaterstaat, Grondmechanica Delft, Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, Grontmij, Provincie Zuid-Holland
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
September 1989
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.