Dijken in de estuaria
In de Oosterschelde en de Westerschelde wordt de aanpak als bij de zeedijken gevolgd. Het waterstandsverloop tijdens maatgevende belasting is hier voor zowel Westerschelde als aan de buitenzijde van de Oosterscheldekering gelijk aan wat geldig is voor de gehele kust. De stormduur bedraagt 35 uur.
Voor de resulterende waterstanden op de Oosterschelde is de aanwezigheid van de stormvloedkering een complicerende factor. Het meest negatieve verloop van de waterstanden ten aanzien van de reststerkte zal optreden wanneer de waterstand gedurende lange tijd weinig verandert. Dit zal optreden bij een gesloten kering. Uitgaande van een waterstandsverloop aan de buitenzijde van de kering met eerdergenoemde uitgangspunten zal de kering enkele malen achtereen gesloten worden. Hierbij kan ervan uitgegaan worden dat tijdens de eerste hoogwatertop de stormvloedkering gesloten is op een bekkenpeil van NAP + 1,00 m (centrum bekken) en dat de waterstand op het bekken zich gedurende de twee daaropvolgende getijden op ongeveer een peil van NAP + 2,00 m zal bevinden. Dit wordt veroorzaakt door de te volgen sluitingsstrategie van de stormvloedkering waarbij getracht wordt bij sluiting steeds afwisselend een bekkenpeil van NAP + 1,00 m respectievelijk NAP + 2,00 m in te stellen. Bij sterk verhoogd laagwater tijdens een stormperiode zal teruggaan van een peil van NAP + 2,00 m naar een peil van NAP + 1,00 m niet altijd mogelijk zijn. Daardoor moet worden gerekend op een waterstand van NAP + 2,00 m gedurende een periode van 20 uur.
De top van het opzetverloop ligt dan op MHW - GGA. Het opzetverloop is hier rechthoekig (zie figuur 3.3.1). Superpositie van dit verloop en de gemiddelde getijkromme levert het waterstandsverloop onder maatgevende omstandigheden.
Figuur 3.3.1 Verloop van de stormopzet