Zoeken in deze site

De aanleghoogte van de kruin - Faalmechanismen

De aanleghoogte van de kruin

De aanleghoogte van de kruin wordt enerzijds bepaald door maatgevende hoogwaterstanden (§ 3.3.2), hoogwaterstijging (§ 3.3.4), lokale waterstandsverhogingen (§ 3.3.5), golfoverslaghoogte (§ 3.3.6) en anderzijds door de sterkte-eigenschappen van de grond (§ 5.2.3). Bovendien spelen de geometrie van het buitentalud en de tijd een relevante factor bij de kwantificering van de aanleghoogte. Meer informatie hierover kan worden gevonden in § 5.2 van Leidraad Zee en Meerdijken, hoofdstuk 6 van Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken deel 2 en § 8.1 van Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken deel 1.

Bron

Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies (P-DWW-2001-045)

Hoofdstuk
Faalmechanismen
Auteur
Asperen L. van, E.O.F. Calle, J.R. Deutekom, E. van Hijum, G.J.C.M Hoffmans, R.H.J. Kremer, B.A.N. Koehorst, M.T. van der Meer, J. Niemeijer, M.A. Van
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau B.V., Arcadis Heidemij Advies B.V., Grontmij, Ingenieursbureau Amsterdam en Infram.
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
Juni 2011
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.