Bovenrivieren
De waterstanden worden bepaald met een computerrekenmodel voor tweedimensionale waterbeweging. Anders dan in de benedenrivieren is het dwarsverhang als gevolg van de stroming zeer belangrijk. Dit en de diversiteit van de inrichting in de uiterwaarden is de aanleiding geweest de waterbeweging in het bovenrivierengebied met tweedimensionale modellen te berekenen.
Voor de bouw van het model zijn geografische gegevens benodigd over de inrichting van de uiterwaarden. Dit betreft onder andere de hoogteligging, de ligging van zomerkades, de vegetatie, ligging en diepte van plassen. Verder is de diepteligging van het zomerbed vereist. De afregeling vindt plaats op één of meer zo hoog mogelijke hoogwatergolven aangezien het model gebruikt wordt voor de berekening van extreme hoogwaterstanden. Er wordt rekening gehouden met zijdelingse toestroming van water via zijrivieren, beken en gemalen.
De afvoerrand van het model ligt verder bovenstrooms dan de afvoermeetpunten Lobith en Borgharen. Voor de Rijn wordt gerekend vanaf Emmerich, en voor de Maas vanaf Eijsden.
In beide gevallen is het afvoerverloop vertaald naar deze locatie; voor de Maas wordt hierbij ook rekening gehouden met toestromingen en onttrekkingen op het tussenliggende traject. Voor de berekening van waterstanden is een afvoergolf benodigd en een inschatting van de waterstanden bij de benedenranden van het model. De meest recente modellen zijn ontwik- keld in het kader van de Thermometerrandvoorwaarden 2006 en worden beschreven in van Velzen et al. (2007a) voor de Rijn en van Velzen et al. (2007b) voor de Maas.
MHW in de as van de rivier
De MHW in de as van de rivier is de topwaterstand uit een berekening bij een topafvoer die hoort bij de terugkeertijd van de betreffende dijkring (vaak 1/1250 of 1/250).
In het geval van de Onbedijkte Maas dient ervoor gezorgd te worden dat de waterstands- berekeningen worden uitgevoerd bij niet-overstroombare kades (zie verder paragraaf 7.3.3). Voor het bovenrivierengebied zijn geen meetgegevens beschikbaar met betrekking tot op- en afwaaiing door de wind op de rivier, zowel in langs- als in dwarsrichting. Schattingen op grond van formules uit de literatuur geven slechts geringe waarden, variërend van enige centimeters tot maximaal een decimeter. Gelet op deze geringe waarden en de onnauw- keurigheid van andere bepalende factoren, behoeft de opwaaiing niet apart in rekening te worden gebracht bij de bepaling van de MHW.
MHW aan de teen van de waterkering
Voor het ontwerp van een waterkering is de waterstand nabij de teen van de waterkering van belang. Door de aanwezigheid van zomerkades, hooggelegen terreinen, dwarsverhang in bochten etc. kan de waterstand nabij de waterkering tot enkele decimeters afwijken van de waterstand in de as van de rivier.
In het verleden zijn verschillende methodes toegepast om waterstanden aan de teen van de waterkering af te leiden. Aangezien er tweedimensionale waterbewegingsmodellen worden gebruikt voor de bepaling van de waterstand in de as van de rivier, is het mogelijk om hier- uit ook de topwaterstanden nabij de waterkering te halen. Aanbevolen wordt om deze te gebruiken.
De opwaaiing door wind hoeft niet apart in rekening te worden gebracht.