Zoeken in deze site

Boringen - Bijlagen

Boringen

Hieronder volgt een korte toelichting bij de boormethoden die in ons land, met zijn over het algemeen slappe grondgesteldheid, worden toegepast.

Handboringen met een lepelboor of gutsboor

Dit is een methode van droog boren, en leent zich alleen voor toepassing in niet te slappe samenhangende grond, waarin het boorgat ongesteund, dat wil zeggen zonder verbuizing, blijft staan. De bereikbare diepte is afhankelijk van de grondgesteldheid en varieert van 5 tot 15 m.

In zand onder de grondwaterspiegel kan deze methode niet worden toegepast. De kwaliteit van dit type boringen is over het algemeen goed. Omdat de grond met de boor in zijn natuurlijke staat omhoog wordt gebracht, kan naast de grondsoort ook de kwaliteit redelijk goed op de hand worden beoordeeld. Deze boormethode leent zich ook uitstekend om in combinatie met een steekboor ongeroerde grondmonsters te nemen.

Pulsboringen

Deze methode van nat boren, waarbij verbuizing van het boorgat plaatsvindt, wordt veel toegepast. Ze is bijzonder geschikt voor slappe gronden en zand. De met de puls omhoog gebrachte grond is echter in hoge mate geroerd en vermengd met water, zodat slechts een globale indicatie kan worden verkregen van de samenstelling ervan. De kwantitatieve eigenschappen van de grond kunnen op basis daarvan niet worden beoordeeld. Voor grondmechanische doeleinden dienen zulke boringen dan ook altijd te worden gecombineerd met het nemen van ongeroerde steekmonsters. Die zijn nodig voor een nadere precisering van het grondprofiel, en voor de bepaling van de mechanische eigenschappen van de grondlagen. In de praktijk heeft dit geleid tot een bijzondere vorm van pulsboring met continue monstername, de zogenaamde Ackermann-boring (figuur 3.1). Het pulsen dient hierbij eigenlijk alleen om telkens na het steken van een 0,3 m lang monster het boorgat op te schonen en gereed te maken voor het steken van een volgend monster.

Bij pulsboringen voor het grondonderzoek dient men zeer zorgvuldig te werk te gaan. Bij slechte uitvoering kan de grond onder de bodem van het gepulste boorgat over een diepte van tenminste 0,1-0,2 m in ernstige mate worden verstoord door de opwaartse stroming van water ten gevolge van een te lage waterstand in de boorbuis, of door het te snel optrekken van de puls: die gaat dan als een soort zuiger in het boorgat werken.

Ackermann-boring

Bij de Ackermann-boring wordt telkens een ongeroerd monster gestoken van circa 0,30 tot 0,40 m lengte. In het laboratorium kunnen deze monsters uitgelegd worden, beschreven en gefotografeerd worden. Hierdoor wordt een continu boorprofiel verkregen. Van representatieve lagen kunnen monsters worden geselecteerd voor onderzoek in het laboratorium.

De methode is betrouwbaar maar kan als gevolg van de gebruikte techniek soms enige geroerdheid veroorzaken en is voor zandgrond minder geschikt omdat de monsterbus slechts door het gebruik van catchers geheel of gedeeltelijk gevuld blijft maar tegelijk ook het monster kan verstoren. Wordt een continu, nagenoeg ongeroerd monster vereist, dan kan beter de duurdere Begemann-boring worden toegepast.

Begemann-boring

Met deze techniek is het mogelijk om in één bewerking een continue, ongeroerde streng grond te steken tot een diepte van ongeveer 20 m of tot het pleistocene zand. Wel bestaat de mogelijkheid dat de kous scheurt door de aanwezigheid van een tussenzandlaag.

In feite wordt er bij deze methode niet geboord maar gestoken. Het continu-steekapparaat met verlengbuizen wordt in de grond gedrukt, als regel door een sondeerinrichting. De continu-boring kan worden uitgevoerd met een diameter van 29 of 66 mm.

De kleine diameter wordt toegepast voor het nauwkeurig vaststellen van het grondprofiel, en bij eenvoudige onderkenningsproeven zoals volumieke-gewichtsbepalingen. De diameter van 66 mm is geschikt om naast de vaststelling van een bodemprofiel ook op relevante diepten ongeroerde monsters uit de streng te nemen voor de uitvoering van laboratoriumproeven. Door de bijzondere wijze van steken zijn de monsters met een diameter van 66 mm van hoge kwaliteit.

Figuur 3.2 geeft een doorsnede van het continu-steekapparaat ∇ 66 mm. In figuur 3.3 is het resultaat van een dergelijke boring door middel van een foto vastgelegd. Een belangrijk voordeel van deze methode is, dat een gedetailleerd beeld wordt verkregen van de opbouw en de samenstelling van de grond. Bovendien kan men op grond van visuele beoordeling van het bodemprofiel wel overwogen kiezen welke ongeroerde monsters gebruikt zullen worden voor de bepaling van de mechanische eigenschappen.

635641732774167077Image_1237_gif

Figuur 3.3  Boring met behulp van een Continu-steekapparaat

Bron

Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies (P-DWW-2001-045)

Hoofdstuk
Bijlagen
Auteur
Asperen L. van, E.O.F. Calle, J.R. Deutekom, E. van Hijum, G.J.C.M Hoffmans, R.H.J. Kremer, B.A.N. Koehorst, M.T. van der Meer, J. Niemeijer, M.A. Van
Organisatie auteur
Fugro Ingenieursbureau B.V., Arcadis Heidemij Advies B.V., Grontmij, Ingenieursbureau Amsterdam en Infram.
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
Juni 2011
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.