Bepaling van de doorlatendheid uit korrelverdeling
De doorlatendheid k van zand is op verschillende manieren te bepalen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen laboratoriumstests en bepalingen in situ. In het algemeen kan worden gesteld dat de verschillende methoden elkaar aanvullen.
Eén van de mogelijke opties voor de bepaling van de doorlatendheidscoëfficiënt is schatting op basis van de uitkomsten van een korrelverdelingsanalyse (fractieanalyse) van het zand in de potentieel pipinggevoelige laag.
met:
d10 - korrelgrootte waarbij 10% van het gewicht kleiner is dan de aangegeven grootte
U - gelijkmatigheidscoëfficiënt = d60 = d10
De parameter c0 is afhankelijk van de pakking.
losse pakking : c0 = 1,5 * 104 m-1s-1
middelmatige pakking : c0 = 1,2 * 104 m-1s-1
vaste pakking : c0 = 1,0 * 104 m-1s-1
In geval van stithoudend zand met een fractie < 16 μm van 4% en meer, dient de k waarde te worden gecorrigeerd. In het eerder genoemde onderzoek is aangegeven dat in een dergelijke situatie het nomogram van Van den Akker kan worden toegepast (figuur 2.G.3). In dit nomogram wordt van d50 gebruikt gemaakt om de doorlatendheid te bepalen. Voor verschillende waarden van het slibgehalte, de fractie kleiner dan 16 μm, worden correctiecurven voor de berekende doorlatendheid gegeven.